Topic 2 Big Game Grammar

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Present Simple = Tegenwoordige Tijd

Ik loop

Jij rent

hij geeft

zij geeft

het blaft

we praten

jullie lopen

zij geven

I walk

You run

He gives

She gives

It barks

we talk

you walk

they give

SHIT

She

He

IT

bij He/She/IT 

werkwoord

werkwoord eindigend op S-klank

werkwoord eindigend op medeklinker Y

-S

-ES

-IES

GEWOONTE

Vaak staat er in de zin een signaalwoord dat aangeeft hoe vaak iets voorkomt.

nooit - soms - af en toe - regelmatig - vaak - altijd

never - sometimes - once in a while - regulary - often - always

He ..... (call) me.

1. call
2. calls

He ..... (go) to the bus station.

1. go
2. goes

We often ........... (talk) about or holiday.

1. talk
2. talks

It .......... (start) in 10 minutes.

1. start
2. starts

I never ....... (wear) this dress to school.

1. wear
2. wears

Ik snap de present simple

1. helemaal
2. voor het grootste gedeelte
3. een beetje
4. helemaal niet

Present Simple & Present Continuous

 I walk my dog every day.

I am walking my dog at the moment.

I swim every summer.

I am swimming in the pool now.

I play football on Saturdays.

I am playing football with my friends right now.

I .......... (listen) to music at the moment.

1. am listening
2. are listening
3. is listening

They .......... (read) the book The city of bones.

1. are reading
2. am reading
3. is reading

Look! The dog .......... (play) with the ball.

1. is play
2. is playing
3. are play
4. are playing

Max Verstappen .......... (race) at the track.

1. is raceing
2. are racing
3. is racing
4. are racing

We .......... (drink) some tea.

1. am drinking
2. are drinking
3. is drinking

It .......... (freeze) in here.

1. is freezing
2. are freezing
3. is freezeing
4. are freezeing

Persoonlijke voornaamwoorden

Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.

Persoonlijke voornaamwoorden

(onderwerp)

I (ik)

You (jij)

He/She/It (hij/zij/het)

We (wij)

You (jullie)

They (zij)

Persoonlijke voornaamwoorden
(niet-onderwerp)

Me (me)

You (jou)

Him/Her/It (hem/haar/het)

Us (ons)

You (jullie)

Them (hen)

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog

1. he
2. it
3. you
4. I

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan

1. he
2. we
3. you
4. she

'verander' naar een persoonlijk voornaamwoord:
Cat

1. You
2. They
3. I
4. It

Vul een persoonlijk voornaamwoord in:
I am hungry. Can you please bring _______ a snack?

1. him
2. you
3. her
4. me

Vul een persoonlijk voornaamwoord in:
She is shouting. Can you hear ____?

1. him
2. them
3. her
4. us

Vul een persoonlijk voornaamwoord in:
My sister and I need help. Can you help _______?

1. you
2. us
3. her
4. them

Vul een persoonlijk voornaamwoord in:
It is very cold today. I don't like ______?

1. them
2. us
3. her
4. it