Herhaling H6

Herhaling Grammatica, Spelling en Taal&Woordenschat
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling Grammatica, Spelling en Taal&Woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen

Samengestelde zinnen bestaan uit hoofdzinnen en bijzinnen.


Hij gaat morgen naar de dierentuin, want dan is de entree gratis.

Hij gaat morgen naar de dierentuin, omdat de entree gratis is.

Omdat de entree gratis is, gaat hij morgen naar de dierentuin.

Slide 2 - Tekstslide

Noem een kenmerk van een hoofdzin
timer
1:00

Slide 3 - Open vraag

Noem een kenmerk van een bijzin
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

Hoofd- en bijzinnen

Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:

1. hoofdzin + hoofdzin

Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.

2. hoofdzin + bijzin

Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.

3. bijzin + hoofdzin

Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.

Slide 5 - Tekstslide

Deze meneer beweert dat een blaffende hond niet bijt.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 6 - Quizvraag

Of Nederland snel uit de crisis komt, wachten we maar af.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 7 - Quizvraag

Sneeuwwitje werd ziek, doordat ze van de vergiftigde appel at.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 8 - Quizvraag

In het uitgaansgebied hangen camera's, want die vergroten de veiligheid.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 9 - Quizvraag

De meeste voetbalkenners twijfelen eraan of Nederland ooit wereldkampioen kan worden.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 10 - Quizvraag

Waarom gebruik je een trema of apostrof?
timer
1:00

Slide 11 - Open vraag

Als een woord eindigt op -ie en de klemtoon ligt op -ie voeg je ... toe
A
-ën
B
-n

Slide 12 - Quizvraag

Als een woord eindigt op -ee, voeg je ... toe.
A
-ën
B
-n

Slide 13 - Quizvraag

In samenstellingen gebruik je ...
A
trema
B
apostrof
C
koppelteken

Slide 14 - Quizvraag

Bij voltooide deelwoorden met 'gea', 'geo' en 'geij' gebruik je een trema
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Als er geen foute uitspraak mogelijk is, gebruik je geen trema
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Als een woord eindigt op -y, gebruik je altijd een apostrof
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
ideën
B
ideeën

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
displaytje
B
display'tje

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
taxietje
B
taxi'tje

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
bacterieën
B
bacteriën

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
financieël
B
financieel

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
Max's zusje
B
Max' zusje

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
Tony's chocolony
B
Tonys chocolony

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: alliteratie
A
beginrijm
B
klinkerrijm

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: welgestelde
A
het gaat goed
B
rijke

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: comfort
A
ongemak
B
gemak

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: Territoria
A
Afbakenen
B
Gebieden

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: revitaliserend
A
opleven
B
eerherstel

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de betekenis van: assonantie
A
beginrijm
B
klinkerrijm

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de betekenis van archaïsmen?
A
nieuwe woorden
B
ouderwetse taal

Slide 31 - Quizvraag