herhaling lezen 1 en 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Welkom!

Startopdracht: lees uit je leesboek

Leg op tafel:

- Nieuw Nederlands boek

- Schrift en pen 

Wat gaan we doen vandaag?

Lesdoelen

Mededelingen

Cursus lezen: 1 en 2

Aan de slag

Evaluatie

Lesdoelen

1. Ik ken de 5 woordraadstrategieën nu heel goed.

2. Ik weet wat een alinea is en hoe je deze kunt herkennen.

3. Ik weet wat de kernzin is en waar je deze kunt vinden.

4. Ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst vinden.

5 woordraadstrategieën

1. Een synoniem zoeken.

2. Een omschrijving zoeken (in de context).

3. Een voorbeeld zoeken.

4. Een tegenstelling zoeken.

5. Een bekend woorddeel zoeken.

Synoniem

Een synoniem zoeken.

(Een synoniem is een ander woord met dezelfde betekenis)

Kijk in dezelfde zin of de zin ervoor of erna.

Omschrijving

(Een omschrijving is een verdere uitleg van wat erin de tekst wordt bedoeld)

Omschrijvingen kun je vaak vinden tussen haakjes of tussen komma's.

Voorbeeld

Er komt vaak een voorbeeld na de woorden: zoals, bijvoorbeeld, een voorbeeld van. 

Of voorbeelden staan na een dubbele punt, tussen haakjes of tussen komma's.

Tegenstelling

Het tegenovergestelde van het moeilijke woord. 

Te herkennen aan: maar, echter, toch en daarentegen.

Bekend woorddeel

Je kunt de woorden opsplitsen

Onderwerp

Waar de tekst overgaat 

Hoofdgedachte

Het belangrijkste van de tekst in 1 zin samengevat, noem je de hoofdgedachte. 

Alinea's

Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen, omdat ze over hetzelfde deelonderwerp gaan.

Herkennen

• Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
  
• Inspringen: de eerste regel van een alinea begint met een stukje wit.
  
• Witregel: er wordt een hele regel overgeslagen tussen twee alinea's.  

Kernzinnen

De belangrijkste informatie van een alinea staat in de kernzin. 

1ste, 2de of laatste zin!

Nieuwsbegrip

Lesdoelen

1. Ik ken de 5 woordraadstrategieën nu heel goed.

2. Ik weet wat een alinea is en hoe je deze kunt herkennen.

3. Ik weet wat de kernzin is en waar je deze kunt vinden.

4. Ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst vinden.

Evaluatie

Wat ging er goed?

Wat kan er beter?

Wat heb ik geleerd?