Zinsdelen: onderwerp

Grammatica
Zinsdelen: onderwerp
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Grammatica
Zinsdelen: onderwerp

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel 
• Ik kan het onderwerp in een (enkelvoudige) zin aanwijzen.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 3 - Open vraag

Manier 1
  • Zoek de persoonsvorm.
  • Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.
  • Benoem het werkwoordelijk gezegde.
  • Vraag (Wie of wat) + werkwoordelijk gezegde.
  • Het antwoord op de vraag is het onderwerp.

Slide 4 - Tekstslide

Manier 2
  • Zoek de persoonsvorm.
  • Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.
  • Benoem het werkwoordelijk gezegde.
  • Verander de persoonsvorm van getal: enkelvoud wordt meervoud (of andersom)
  • Het zinsdeel dat mee verandert, is het onderwerp.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat is het onderwerp in deze zin?

Petra ruimt haar kleren op.
A
kleren
B
Petra
C
ruimt
D
haar

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin?

Deze pet heb ik gekregen.
A
pet
B
Deze
C
heb
D
ik

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin?

Waarom lachen jullie zo hard?
A
lachen
B
Waarom
C
hard
D
jullie

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in deze zin?

Ik maak dit even af.
A
Ik
B
maak
C
dit
D
even

Slide 10 - Quizvraag

Wat ga je doen?
taalblokken.nl> Grammatica 2f, zinsdelen
Maak: van 3.8 opdracht 1 t/m 5
Klaar? Laat het weten, ik geef aan wat je kan gaan doen

Slide 11 - Tekstslide