H7.5 BB werkgelegenheid

H7 
 B §5: Werkgelegenheid
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H7 
 B §5: Werkgelegenheid
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Bespreken 7.1
Hoofdstuk 7 paragraaf 5 BB
Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk 21-6-2022

BKT: Leren en maken Hoofdstuk 7 paragraaf 1

(inhalen?)




Slide 3 - Tekstslide

Arbeidsplaatsen
 Alle beschikbare betaalde banen bij elkaar zijn de arbeidsplaatsen
De arbeidsplaatsen zijn bezet of onbezet. Bij onbezet is er sprake van een vacature.

Werkgelegenheid = alle bezette en onbezette arbeidsplaatsen                                                                bij elkaar. 
7.1

Slide 4 - Tekstslide

GT: Opdracht 11
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) onderzoekt de samenstelling van de beroepsbevolking. In de tabel (zie bron) zie je resultaten van dit onderzoek.


a) In 2017 waren er 198.000 vacatures. Uit hoeveel arbeidsplaatsen bestond in dat jaar de werkgelegenheid in Nederland?

Slide 5 - Tekstslide

GT: Opdracht 11
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) onderzoekt de samenstelling van de beroepsbevolking. In de tabel (zie bron) zie je resultaten van dit onderzoek.


a) In 2017 waren er 198.000 vacatures. Uit hoeveel arbeidsplaatsen bestond in dat jaar de werkgelegenheid in Nederland?
8.651.000 + 198.000 = 8.849.000 arbeidsplaatsen

Slide 6 - Tekstslide

Werklozen
Beroepsbevolking
Beroepsbevolking:
Alle mensen tussen 15 en pensioenleeftijd die werken of werkloos zijn!!
Werkzame   beroepsbevolking:
Het werkzame deel van de beroepsbevolking
7.1

Slide 7 - Tekstslide

GT: Opdracht 11
c) Hoeveel procent van de beroepsbevolking was in 2017 werkloos? Rond af op één decimaal.


  • Hoeveel mensen horen tot de beroepsbevolking?
  • 401.000 + 8.651.000= 9.052.000 mensen
  • Maak een tabel

Slide 8 - Tekstslide

GT: Opdracht 11
c) Hoeveel procent van de beroepsbevolking was in 2017 werkloos? Rond af op één decimaal.


Slide 9 - Tekstslide

GT: Opdracht 11
c) Hoeveel procent van de beroepsbevolking was in 2017 werkloos? Rond af op één decimaal.


100 : 9.052.000 x 401.000= 4,4 %

Slide 10 - Tekstslide

GT: Opdracht 12
Bekijk de tabel in de bron nog een keer. Bij de volgende berekeningen is 2014 het basisjaar. Rond de indexcijfers af op hele getallen.

a) Bereken het indexcijfer dat hoort bij de werkloze beroepsbevolking in 2017.
Maak een tabel

Slide 11 - Tekstslide

GT: Opdracht 12
Bekijk de tabel in de bron nog een keer. Bij de volgende berekeningen is 2014 het basisjaar. Rond de indexcijfers af op hele getallen.

a) Bereken het indexcijfer dat hoort bij de werkloze beroepsbevolking in 2017.

Slide 12 - Tekstslide

GT: Opdracht 12
Bekijk de tabel in de bron nog een keer. Bij de volgende berekeningen is 2014 het basisjaar. Rond de indexcijfers af op hele getallen.

a) Bereken het indexcijfer dat hoort bij de werkloze beroepsbevolking in 2017.
100 : 660 x 401 = 61

Slide 13 - Tekstslide

GT: Opdracht 12
Bekijk de tabel in de bron nog een keer. Bij de volgende berekeningen is 2014 het basisjaar. Rond de indexcijfers af op hele getallen.

c) Bereken de procentuele daling van het aantal werklozen in 2017 ten opzichte van 2014. Gebruik hiervoor je antwoord op vraag a.
100 - 61 = 39 %

Slide 14 - Tekstslide

Doel 7.5: 
B: Ik kan uitleggen waardoor de werkgelegenheid kan stijgen of dalen.
B: Ik weet hoe je de arbeidsproductiviteit per uur kunt uitrekenen.

Slide 15 - Tekstslide

Werkgelegenheid

Het aantal arbeidsplaatsen dat beschikbaar is bij bedrijven en de overheid = de vraag naar arbeid


De werkgelegenheid kan:

stijgen: door nieuwe bedrijven die starten of bedrijven die uitbreiden
dalen: door bedrijven die failliet gaan of bedrijven die inkrimpen


7.1

Slide 16 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit is de productie per werknemer in een bepaalde tijd.

Bedrijven willen het liefst een zo hoog mogelijke arbeidsproductiviteit. (Als arbeidsproductiviteit stijgt -> dalen loonkosten-> verkoopprijs kan omlaag -> afzet neemt toe

Hoe hoger de arbeidsproductiviteit, hoe lager werkgelegenheid

Slide 17 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit
Wat een persoon kan produceren in een bepaalde tijd

Formule voor arbeidsproductiviteit

Productie : gewerkte tijd = arbeidsproductiviteit

Slide 18 - Tekstslide

Hoe kan je arbeidsproductiviteit verbeteren?


- technologische ontwikkelingen
- scholing (uitvoerende en leidinggevende functies)
- beloning
- verbeteren van de arbeidsomstandigheden

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de arbeidsproductiviteit?
A
Productie per werknemer
B
De productie per werknemer in een bepaalde tijd
C
Het aantal uur dat een werknemer werkt per dag
D
Het aantal uur dat een werknemer werkt per week

Slide 20 - Quizvraag

Jolie bakt 20 koekjes per uur
Henk bakt 25 koekjes per uur
Wie heeft een hogere arbeidsproductiviteit per uur?
A
Henk en Jolie
B
Jolie
C
Henk
D
Geen van beiden

Slide 21 - Quizvraag

Fred werkt 4 uur op een dag.
hij zet 28 tafels in elkaar per dag
Wat is zijn arbeidsproductiviteit per uur?
A
4 uur / 28 tafels = 0,14 tafels per uur
B
28 tafels x 4 uur = 112 tafels per uur
C
28 tafels per uur
D
28 tafels / 4 uur = 7 tafels per uur

Slide 22 - Quizvraag

Lisa bakt 32 taarten op een dag.
Ze doet dit in 8 uur tijd.
Wat is haar arbeidsproductiviteit per uur?
A
32 taarten / 8 uur = 4 taarten per uur
B
8 uur / 32 taarten = 0,25 taarten per uur
C
32 taarten / 2 = 16 taarten per uur
D
8 taarten per uur

Slide 23 - Quizvraag

Een bedrijf produceert 30.000 frikadellen. Er werken 25 mensen in de fabriek en 5 op kantoor. Bereken de arbeidsproductiviteit.
A
1.200
B
750
C
1.000
D
6.000

Slide 24 - Quizvraag

Instelling veranderen
GT naar BB en dan 7.5

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk 22-6-2022

Leren en maken Hoofdstuk 7 paragraaf 5






Slide 26 - Tekstslide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 27 - Tekstslide

Overige dia's

Slide 28 - Tekstslide

Peter werkt 32 uur per week, wat voor soort baan heeft Peter?
A
Flexibele baan
B
Voltijdbaan
C
Deeltijdbaan
D
Tijdelijke baan

Slide 29 - Quizvraag

Hoeveel uur in de week werk je minimaal als je een voltijdbaan hebt?
A
34
B
36
C
38
D
40

Slide 30 - Quizvraag

Arbeidsproductiviteit neemt toe door goede scholing.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

In een fabriek werken 50 werknemers.
Deze werknemers produceren per dag 60.000 koekjes.
Bereken de arbeidsproductiviteit per dag.

Slide 32 - Open vraag

Een glasblazer kan 1 fles maken in 5 minuten.
Hoeveel flessen maakt hij op een totale werkdag van 8 uur?

Slide 33 - Open vraag

Een machine kan in 5 minuten 100 flessen maken.
Hoeveel flessen worden er nu gemaakt op een werkdag van 8 uur?

Slide 34 - Open vraag

Waarom wil een bedrijf een zo hoog mogelijke arbeidsproductiviteit bereiken?

Slide 35 - Open vraag

Pictogrammen in LessonUp
Aantekening in je schrift
Hotspot:
Aantekening in je schrift
Hotspot:
Extra uitleg
Hotspot:
Filmpje kijken
Hotspot:
Link naar  toepasing
Opdracht in je schrift maken
Opdracht op je iPad maken
Uitleg, tekst goed doorlezen
Hotspot:
Geluid luisteren

Slide 36 - Tekstslide

Pictogrammen in LessonUp
Herhaling
Belangrijk om te onthouden
Hotspot:
Filmpje kijken
Hotspot:
Link naar  toepasing
Opdracht in je schrift maken
Opdracht op je iPad maken
Uitleg, tekst goed doorlezen
Hotspot:
Geluid luisteren

Slide 37 - Tekstslide