Herhaling rekenvragen H1 en H2

oefenen voor de toets
H1 en H2
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

oefenen voor de toets
H1 en H2

Slide 1 - Tekstslide

Welke onderwerpen?
 
-omrekenen met de tijd
- Afschrijving
- Marktaandeel 
-arbeidsproductiviteit

Slide 2 - Tekstslide

Omrekenen maand, jaar, week of dag

Slide 3 - Tekstslide

Afschrijving per jaar 
Aanschafprijs van een auto: €15.000 
De auto gaat 25 jaar mee. Daarna kan deze worden verkocht voor €1250. 

Wat is de afschrijving per jaar? 

Slide 4 - Tekstslide

Afschrijving per jaar 
Aanschafprijs van een auto is €64.000.
De auto gaat 16 jaar mee en kan verkocht worden voor €2.500. 

Wat is de afschrijving per jaar? 

Slide 5 - Tekstslide

Marktaandeel (totaal 8.000.000 per jaar)
1. Hoeveel telefoons verkoopt LG per jaar?

2. En Apple?

Slide 6 - Tekstslide

Marktaandeel 
Er worden 980.000 stofzuigers verkocht per jaar in Nederland. 
205.800 worden er verkocht door Phillips. 
117.600 door Dyson.


Wat is het marktaandeel van Phillips? 
En van Dyson? 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Nettoresultaat
  • Winst of verlies
  • Na verkopen goederen/diensten
  • Alle kosten betaald

Wat je overhoud na verkopen!


Slide 9 - Tekstslide

Belangrijke begrippen
  • Afzet = aantal stuks dat je verkoopt
  • Omzet = afzet x verkoopprijs

  • Voorbeeld: Jan heeft 50 broden verkocht. De verkoopprijs van een brood is €3,50.

  • Afzet = 50 
  • Omzet = 50 x €3,50 = €175,-



Slide 10 - Tekstslide

Bij de kapperszaak zijn er 40 klanten geknipt. Een gemiddelde knipbeurt kost €15 exclusief btw. Afzet = ... , omzet = ...

Slide 11 - Open vraag

Belangrijke begrippen
  • Inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs
  • Voorbeeld: De inkoopprijs van een blikje cola is €0,38. Je hebt vandaag 100 blikjes verkocht.

  • Afzet = 100
  • Inkoopwaarde = 100 x 0,38 = €38,-

Slide 12 - Tekstslide

Instructie
Afzet                                                               
Verkoopprijs    x                        
Omzet                           Omzet
                                         Inkoopwaarde    -
                                         Brutowinst                        Brutowinst
                                                                                         Bedrijfskosten       -                                                                                                Nettoresultaat


Slide 13 - Tekstslide

De inkoopprijs van een fiets = €800.
Er zijn vandaag 3 fietsen verkocht. Afzet = ... , inkoopwaarde = ...

Slide 14 - Open vraag

Er zijn 5 fietsen verkocht. Inkoopprijs = €800,-. Verkoopprijs = 1.200. Bereken de brutowinst,

Slide 15 - Open vraag

Belangrijke begrippen
  • Nettoresultaat = wat je uiteindelijk overhoud
  • na aftrek van inkoopwaarde (= brutowinst)
  • na aftrek van bedrijfskosten

  • Voorbeeld: Jan heeft in afgelopen maand 4.000 broden verkocht. De verkoopprijs van een brood is €3,50. De inkoopprijs van een brood is 1,75. Zijn bedrijfskosten zijn €5.630.
  • Afzet = 4.000
  • Omzet = 4.000 x 3,50 = 14.000
  • Inkoopwaarde = 4.000 x 1,75 = 7.000
  • Brutowinst = €7.000
  • Bedrijfskosten = €5.630
  • Nettoresultaat = €1.370

Slide 16 - Tekstslide

Belangrijke begrippen
  • Bedrijfskosten = alle uitgaven die nodig zijn om te produceren
  • Huur, abonnementen, personeelskosten, reclame, energie, afschrijvingskosten 

  • Voorbeeld: 
  • Maandelijkse huur = 1.250
  • abonnementen = 80
  • personeelskosten = €4.000
  • energie = 300
  • Totale bedrijfskosten = 5.630

Slide 17 - Tekstslide

Afzet = 1500. Verkoopprijs = €23,-.
Inkoopprijs = €14,-. Bedrijfskosten = €7.000,-
Bereken de brutowinst en daarna de nettowinst

Slide 18 - Open vraag

Antwoord
  • Omzet = 1500 x 23 = 34.500
  • Inkoopwaarde = 1500 x 14 = 21.000
  • Brutowinst = 34.500 - 21.000 = 13.500
  • Nettoresultaat = 13.500 - 7.000 = €6.500

Slide 19 - Tekstslide

 Arbeidsproductiviteit 
arbeidsproductiviteit = De gemiddelde productie per arbeidsuur of andere tijdseenheid.

Slide 20 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit (APT)
3 stappen om de APT te berekenen: 

  1. • tel de productie in een periode;
  2. • tel het aantal arbeidsuren in deze periode;
  3. • deel de productie door het aantal arbeidsuren

Slide 21 - Tekstslide

oefenen met opdrachten
ga naar de examensite
ga veder met of begin met " oefenen n voor H1 en H2

Slide 22 - Tekstslide

in deze les hebben we aandacht besteed aan:
-omrekenen met de tijd
- Afschrijving
- Marktaandeel 
-arbeidsproductiviteit

Slide 23 - Tekstslide