Voorbeeld: Jan heeft 50 broden verkocht. De verkoopprijs van een brood is €3,50.
Afzet = 50
Omzet = 50 x €3,50 = €175,-
Slide 10 - Tekstslide
Bij de kapperszaak zijn er 40 klanten geknipt. Een gemiddelde knipbeurt kost €15 exclusief btw. Afzet = ... , omzet = ...
Slide 11 - Open vraag
Belangrijke begrippen
Inkoopwaarde = afzet x inkoopprijs
Voorbeeld: De inkoopprijs van een blikje cola is €0,38. Je hebt vandaag 100 blikjes verkocht.
Afzet = 100
Inkoopwaarde = 100 x 0,38 = €38,-
Slide 12 - Tekstslide
Instructie
Afzet
Verkoopprijs x
Omzet Omzet
Inkoopwaarde -
Brutowinst Brutowinst
Bedrijfskosten - Nettoresultaat
Slide 13 - Tekstslide
De inkoopprijs van een fiets = €800. Er zijn vandaag 3 fietsen verkocht. Afzet = ... , inkoopwaarde = ...
Slide 14 - Open vraag
Er zijn 5 fietsen verkocht. Inkoopprijs = €800,-. Verkoopprijs = 1.200. Bereken de brutowinst,
Slide 15 - Open vraag
Belangrijke begrippen
Nettoresultaat = wat je uiteindelijk overhoud
na aftrek van inkoopwaarde (= brutowinst)
na aftrek van bedrijfskosten
Voorbeeld: Jan heeft in afgelopen maand 4.000 broden verkocht. De verkoopprijs van een brood is €3,50. De inkoopprijs van een brood is 1,75. Zijn bedrijfskosten zijn €5.630.
Afzet = 4.000
Omzet = 4.000 x 3,50 = 14.000
Inkoopwaarde = 4.000 x 1,75 = 7.000
Brutowinst = €7.000
Bedrijfskosten = €5.630
Nettoresultaat = €1.370
Slide 16 - Tekstslide
Belangrijke begrippen
Bedrijfskosten = alle uitgaven die nodig zijn om te produceren