MAVO 4.3 De prijsindex

Hoofdstuk 4: Inkomen
4.3 De prijsindex
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4: Inkomen
4.3 De prijsindex

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Lorenzcurve is bedoeld als middel om:
A
duidelijk te maken hoe oneerlijk verschillende salarissen zijn
B
aan te geven hoe inkomsten zijn verdeeld over de bedrijven
C
aan te geven hoe het vermogen is verdeelt door de overheid in een land
D
aan te geven hoe inkomsten of vermogen is verdeeld over bevolking in een land

Slide 3 - Quizvraag

Degene die meer kan betalen, moet in verhouding ook meer betalen.
Het naar verhouding gelijker trekken van inkomensverschillen
Alleen de gebruiker betaald voor het product/ de dienst die de overheid levert.
De werkenden staan een gedeelte van hun inkomen af, zodat van dat geld andere mensen geholpen kunnen worden.
Het belastingpercentage neemt toe naarmate het inkomen toeneemt.
Draagkrachtbeginsel
Nivellering
Profijtbeginsel
Solidariteits- beginsel

Slide 4 - Sleepvraag

wat is de formule van het indexcijfer
A
basisjaarverslagjaar100
B
verslagjaarbasisjaar100
C
verslagjaarbasisjaar100

Slide 5 - Quizvraag

Bij een indexcijfer is het basisjaar altijd
A
10
B
90
C
100
D
110

Slide 6 - Quizvraag

Leerdoelen:
1. Je kan uitleggen wat een prijsindexcijfer weer geeft
2. Je kan rekenen met prijsindexcijfers


Slide 7 - Tekstslide

REKENEN MET INDEXCIJFERS

Slide 8 - Tekstslide

Indexcijfers 
Met indexcijfers kun je gegevens met elkaar vergelijken, waarbij je het basisjaar als uitgangspunt neemt.
Het basisjaar heeft altijd het indexcijfer 100. 

Indexcijfers lijken op percentages. Het is ook een verhoudingsgetal.

Slide 9 - Tekstslide

Indexcijfers
  • Samen bereken we het indexcijfer van een doosje aardbeien in 2013
  • Bereken het indexcijfer van een doosje aardbeien in 2015 en 2016.
  • Wat kun je met behulp van de indexcijfers vertellen over een bakje aardbeien?

Slide 10 - Tekstslide

Inflatie en deflatie
  • Stijging van prijspeil is er sprake van inflatie

  • Daling van prijspeil is er sprake van deflatie

  • De inflatie en deflatie wordt aangegeven met indexcijfers. Al deze indexcijfers worden de consumentenprijsindex genoemd.


Slide 11 - Tekstslide

Consumentenprijsindexcijfer (CPI)
  • Goederen die in prijs stijgen, tellen niet allemaal even zwaar mee in het ‘officiële’ inflatiecijfer, de consumentenprijsindex (CPI).                                             
  • Het CPI wordt samengesteld uit verschillende prijsstijgingen van verschillen goederen, die ‘gewogen’ worden. 

Slide 12 - Tekstslide

Het boodschappenmandje van het CBS
Consumentenprijsindexcijfer:
  • een indexcijfer dat de ontwikkeling van de consumentenprijzen weergeeft.  Je rekent het gemiddelde indexcijfer uit, rekeninghoudend met de weging.
  • Stappen
  1. indexcijfer artikelgroep x wegingsfactor
  2. tel alle uitkomsten bij elkaar op
  3. deel door totaal van alle wegingen (meestal 100)
  4. je hebt nu het cpi (consumentenprijsindexcijfer)

Slide 13 - Tekstslide

CBS
  • CBS berekend:
  • Inflatie
  • Deflatie
Inflatie:
een algemene stijging van de prijzen
Deflatie:
een algemene daling van de prijzen

Slide 14 - Tekstslide

 CBS
Het Consumenten Prijs Indexcijfer (CPI) wordt berekend door het CBS.

Onderzoek naar de prijswijzingen van alle producten en diensten in Nederland. 

Hoeveel geven we overal aan uit = wegingsfactoren (verzorging weegt niet zo zwaar als woning)
Wegingsfactor: geeft aan hoe zwaar iets meetelt bij de berekening van een gemiddelde 

Veel uitgaven -> Hoog percentage (wegingsfactor)
Weinig uitgaven -> Laag percentage (wegingsfactor)

Slide 15 - Tekstslide

Bereken het CPI 
Vraag 4
Bereken eerst het totaal uit door indexcijfer (= prijsindex) x percentage uitgaven( = wegingsfactor)

Slide 16 - Tekstslide

Bereken het CPI 
Bereken eerst het totaal uit door indexcijfer (= prijsindex) x percentage uitgaven( = wegingsfactor)
103,3 × 35 + 100,4 × 15 + 92,1 × 8 + 100,7 × 42 = 10.087,7

Slide 17 - Tekstslide

Bereken het CPI 
Nu kan je het CPI uit rekenen door de uitkomst te delen door totaal van de percentages


Slide 18 - Tekstslide

Bereken het CPI 
Nu kan je het CPI uit rekenen door de uitkomst te delen door totaal van de percentages
10.087,7

10.087,7 : 100 = 100,877
Afronden op een decimaal 100,9
Afronden op een geheel = 101

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
RT 3

Slide 20 - Tekstslide

Uitleg video berekenen CPI
Stap 1 de wegingen krijgen jullie altijd gegeven bij een opgave. De andere stappen moeten jullie wel zelf kunnen.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video