Medicatie toediening MZ

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Totale les tijd 2.30 uur inclusief 15 minuten pauze. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Het toedienen van orale medicatie is een:
A
Risicovolle handeling
B
Voorbehouden handeling

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke toedieningsvormen van medicatie ken je ?

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Tabletten, dragees en capsules kunnen zo gemaakt zijn dat de werkzame stof niet in de maag, maar pas in de dunne darm vrijkomt. Hierdoor kan het maagzuur het medicijn niet aantasten.
Deze medicijnen mogen nooit gekauwd, gebroken of gemalen worden.

Zetpillen bestaan uit een gemakkelijk smeltende stof waarin de geneesmiddelen zijn verwerkt. Het geneesmiddel wordt via de slijmvlieswand van de darmen snel in het bloed opgenomen.


Vilans protocollen 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie die de oorzaak van de ziekte aanpakken heeft een .......... werking.
A
Symptoombestrijder
B
Placebo
C
Profylactische
D
Causale

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naamgeving medicatie
Merknaam en Generieke naam/ stofnaam wat is  het verschil?
Neem bijvoorbeeld Voltaren® (diclofenac). De eerste naam is de merknaam die de farmaceutische industrie aan het product geeft, met een hoofdletter en beschermd merkteken ®. De tweede naam (diclofenac) is de generieke naam die niet met een hoofdletter hoeft te beginnen. Deze naam is vaak een aanduiding van de werkzame scheikundige stof in het medicijn.




Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie groepen
www.farmacotherapeutischkompas.nl

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloeddruk
Risico's
Hoge bloeddruk geeft verhoogde kans op hart- en vaatziekten, nierschade en schade aan ogen.
Hoge bloeddruk
Een bovendruk hoger dan 140 en een onderdruk hoger dan 90 wordt hoge bloeddruk genoemd.
Bij ouderen mag deze iets hoger zijn.
Wat is dat?
De bovendruk (systolische druk) is de druk die gemeten wordt wanneer het hart zich inspant en bloed in de slagaders pompt.
De onderdruk (diastolische druk) is de druk die gemeten wordt als het hart zich ontspant.
Medicatie
  • ACE-Remmers (vermindert vaatvernauwing). Medicatie o.a. captopril, perindopril, enalapril . Bijwerkingen: o.a. duizeligheid, prikkelhoest, huiduitslag, jeuk.
  • Bètablokkers (vertraagd de hartslag en hartminuutvolume). Medicatie o.a. metoprolol, propranolol, atenolol. Bijwerkingen: o.a. duizeligheid, vernauwing luchtwegen, koude handen en voeten, lage hartslag.
  • Calciumantagonisten (Zorgt voor vaatverwijding, hartslag vertraagd, verminderen pompkracht hart. Medicatie o.a. amlodipine, nifedipine. Bijwerkingen: o.a. duizeligheid, hoofdpijn, klachten maag- darmstelsel.
  • Diuretica (plastabletten) Medicatie o.a. hydrochloorthiazide en furosemide. Bijwerkingen: o.a. duizeligheid, spierkramp, dehydratie.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plastabletten
Plasstoornissen
Treedt vaak op bij oudere leeftijd.
Bijvoorbeeld het niet kunnen ophouden van urine, overactieve blaas of verslapte spieren.
Medicatie hiervoor is bijvoorbeeld: Vesicare en oxybutanine
Mannen krijgen vaak last van prostaat die vergroot is en kunnen daardoor ook plasstoornissen krijgen.
Medicatie die gegeven wordt is o.a: Omnic, proscar en avodart.
Tijdstip
Geef plastabletten indien mogelijk in de ochtenduren (tenzij 2x daags).
In de avonduren kan het de nachtrust negatief beïnvloeden doordat mensen in de nacht naar het toilet moeten.
Medicatie
Ook wel diuretica genoemd. Deze tabletten voeren overtollig vocht af o.a. door zoutuitscheiding.
Medicatie o.a: hydrochloorthiazide en furosemide
Bijwerkingen o.a: uitdroging, verminderde nierfunctie, spierkrampen, duizeligheid en droge mond.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hartmedicatie
Angina pectoris
Hartkramp
Hierbij krijgt een deel van het hart te weinig zuurstof, bijna altijd door een vernauwing van de kransslagaders.
Signalen: beklemmend gevoel op de borst, uitstraling naar de linker arm, kaken en schouderbladen.
(Let op: bij vrouwen kunnen hele andere signalen optreden).

Medicatie
  • ACE-remmers of bètablokkers (zie voorgaande sheet--> hoge bloeddruk).
  • Calciumantagonisten (zie voorgaande sheet--> hoge bloeddruk)
  • Plastabletten (zie voorgaande sheets).
  • Digoxine: dit zorgt ervoor dat de hartspier krachtiger samentrekt. Medicatie o.a. lanoxin. Bijwerkingen zijn: langzame hartslag, verwardheid, wazig zien.
  • Nitraten: Verwijden bloedvaten. Medicatie o.a. nitroglycerine, isordil. Bijwerkingen o.a. hoofdpijn, duizeligheid, lage bloeddruk.
Decompensatio Cordis
Hartfalen
Het hart pompt het bloed niet meer goed rond door:
Verminderde hartspierfunctie door bijvoorbeeld een hartinfarct of een infectie.
Er is een verminderde pompfunctie van het hart door bijvoorbeeld slechte hartkleppen of ritmestoornissen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cholesterol
Hypercholesterolemie
Een te hoog cholesterol: hierdoor kan er aderverkalking optreden, hierdoor bestaat een hoger risico op hart- en vaatziekten.

Medicatie
Statinen: Medicatie o.a. lipitor, zocor, crestor. Inname gebeurt vaak 's avonds in verband met bijwerkingen.
Bijwerkingen o.a: spierpijn, maagdarmklachten en jeuk.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedverdunners
Risico's
Er kunnen overal in het lichaam problemen optreden door een bloedstolsel, waar? dat ligt aan de plek waar het bloedstolsel zich bevind.
Bijvoorbeeld stolsels in kransslagaders geven schade aan de hartspier (hartinfarct).
Andere risico's o.a. longembolie, herseninfarct.
Stolling
Bloed stolt niet zomaar in de bloedvaten. Als daar iets misgaat, bijvoorbeeld te langzaam stroomt, kan dit problemen geven.
Verhoogd risico: bedlegerige clienten, bloedvatvernauwing, operaties en ongelukken.
Medicatie
Acetylsalicylzuur (Ascal): zorgt ervoor dat de bloedplaatjes niet klonteren.
Vitamine K antagonisten: onderdrukt de stollingsneiging. Medicijnen o.a. sintrom/acenocoumarol,  marcoumar/fenprocoumon.
Heparinen: o.a. fragmin, fraxiparine.
P2Y12-remmers: Voorkomen trombusvorming. Medicatie o.a: plavix, clopidogrel, brilique.
Bijwerkingen: Hematomen, bloedingen.
Let op! overleg als je veel blauwe plekken of bloedneus bij de client signaleert.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antibiotica
Hoe innemen?
  • Altijd de kuur afmaken!
  • Kan in verschillende vormen beschikbaar zijn.
  • goed verdeeld over 24 uur innemen.
Medicatie
Dit is medicatie die werkzaam is tegen bacterien. 
Medicatie o.a: amoxicilline, penicilline, flucloxacilline. 

Bijwerkingen
Antibiotica kan vervelende bijwerkingen hebben zoals:
Diarree, misselijkheid, uitslag, kortademigheid.
Overleg altijd als je dit opmerkt.
Innemen met eten kan helpen diarree verminderen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risico's
Let op bijwerkingen:
- NSAID o.a: maagdarmstoornissen, gastro-intestinale bloedingen.
- Opioiden: Veelvoorkomend = obstipatie!
Verder o.a: ademhalingsdepressies, misselijkheid, verwardheid.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antidepressiva
Medicatie o.a: prozac, seroxat, citalopram.
Bijwerkingen: maag-darmklachten, seksuele disfunctie.
Let op onttrekkingsverschijnselen na plotseling staken. 
Effect is meestal pas na 2-4 weken merkbaar. 

Antipsychotica/ neuroleptica
Tegen wanen en hallucinaties.
Bijvoorbeeld: zyprexa, haldol, seroquel.
Bijwerkingen o.a: slaperigheid, gewichtstoename, agitatie.
Angstdempende middelen
Anxiolytica
Medicatie o.a: alprazolam, lorazepam, bromazepam.
Bijwerkingen o.a: vermoeidheid, verminderde oplettendheid, emotionele afvlakking.
Slaapmiddelen en kalmeringsmiddelen
Benzodiazepinen:
Medicatie o.a: temazepam, diazepam, oxazepam, zopiclon.
Bijwerkingen o.a: slaperigheid, afvlakking gevoel, verwardheid, droge mond, maag-darm klachten.
Stimulantia
Concentratie bevorderend. 
Medicatie o.a: ritalin, concerta. 
Bijwerkingen o.a: slapeloosheid, hartkloppingen, nervositeit verminderde eetlust, droge mond.
Overige medicatie: Anti epileptica
Medicatie ter voorkoming van insult, bijvoorbeeld: Fenytoine, Gabapentine.
Medicatie ter behandeling van insult: Diazepam rectiole (stesolid) of midazolam neusspray.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhalatie medicatie 
Astma
Astma is een ontsteking van de luchtwegen die vaak wordt uitgelokt door prikkels van buitenaf.
Hierbij is geen blijvende schade aan de longen. 
COPD
COPD is een ontsteking van de luchtwegen waarbij er blijvende schade is aan het longweefsel.
Belangrijke oorzaak van COPD is roken.
Medicatie
Voor zowel Astma en COPD worden medicijnen gebruikt die ontstekingsremmend werken en de luchtwegen verwijden.
Meestal zijn dit inhalaties of vernevelingen.
Voorbeelden o.a: ventolin (kortwerkend), seretide (midden langwerkend), theolair (langwerkend), pulmicort (ontstekingsremmend).
Nazorg: mond goed spoelen en client laten eten om schimmelinfecties in de mond te voorkomen.


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diabetes
Hypoglycaemie
Bij een hypoglycaemie is de bloedsuiker te laag.
Symptomen hiervan kunnen zijn: transpireren, beven, duizeligheid, hongergevoel, snelle pols, onrust en verwardheid
Actie: overleggen en zo nodig suiker toedienen en klant laten eten!
Wat is dat?
Diabetes is een aandoening waarbij de stofwisseling van glucose is verstoord.
Hierin maken we onderscheid in diabetes type 1 en type 2:
Diabetes type 1: hier maakt de alvleesklier geen insuline meer aan.
Diabetes type 2: hier maakt de alvleesklier geen of te weinig insuline aan of zijn de cellen minder gevoelig voor insuline.
Hyperglycaemie
Bij een hyperglycaemie is de bloedsuiker te hoog.
Symptomen hiervan zijn: sterke dorst, veel plassen, braken, vermoeidheid, misselijkheid, verminder bewustzijn (ernstig!).

Actie: overleggen en zo nodig insuline toedienen.
Medicatie
Voorkomen/behandelen van een hoge bloedsuiker kan door toedienen van:
- Insuline: zoals novorapid (snelwerkend) lantus (langwerkend).
- Tabletten: zoals metformine, tolbutamde, gliclazide.

Bijwerkingen: hypoglycaemie, allergische huidreacties, maag-darmklachten.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie
Poeders/ drankjes: o.a: macrogol, metamucil, lactulose.
Klysma: o.a. colex-klysma, microlax.
Zetpil: bisacodyl
Bijwerkingen o.a: Buikkrampen, misselijkheid, diarree, elektrolystoornissen.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk moment van de dag geef je bij voorkeur een client plastabletten?
A
In de ochtend
B
Maakt niet uit
C
In de avond
D
Alleen bij klachten

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar let je op als iemand bloedverdunners gebruikt?
A
Dat mensen goed blijven bewegen
B
Hoeveel mensen drinken
C
Hoeveel mensen plassen
D
Bloedneus en blauwe plekken

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar werkt antibiotica tegen?
A
schimmels
B
bacteriën
C
virussen
D
tegen allemaal

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is belangrijk nadat iemand zijn inhalator gebruikt heeft?
A
Dat je kijkt of het gebit nog goed zit
B
neus snuiten
C
mond spoelen
D
geen nazorg nodig

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhaleren van medicatie

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Video

Vanaf 1.35 minuut. Informatie daarvoor is niet geheel actueel. 
Techniek
Uitademen
Inademen + Dosis toedienen

Optie 1: 5x in- en uitademen
Optie 2: Langzaam inademen en  10 seconden inhouden

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aandachtspunten
  • Controleer of er nog een dosis aanwezig is
  • Nieuwe puf         3 keer in de lucht sprayen
  • Capsules
  • Goed schudden (anders drijfgas)
  • Volgorde         Kort, Lang, Ontstekingsremmend
  • Minimaal 1 minuut tussen verschillende pufjes
  • Voorzetkamer; medicatie slaat na 20 seconden neer
  • Voorzetkamer; fluitend geluid          rustiger ademen
  • Voorzetkamer; 1 pufje tegelijk
  • Mond spoelen na gebruik, 1e slok uitspugen

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MEDICATIE OPDRACHT
Its learning 

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen en/of feedback?

Slide 48 - Tekstslide

Wat neem je mee naar de praktijk