Oefenen compoweek leesvaardigheid

Compoweek 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Compoweek 

Slide 1 - Tekstslide

Het doel van de inleiding is...
A
Aandacht van de lezer trekken
B
Mening van de schrijver duidelijk maken
C
Belangrijke namen noemen
D
Het onderwerp introduceren

Slide 2 - Quizvraag

Een inleiding kan beginnen met een anekdote. Wat is dit?
A
Een voorbeeld
B
Een korte samenvatting
C
Een kort 'verhaaltje'
D
Actuele cijfers m.b.t. het onderwerp

Slide 3 - Quizvraag

Voorbeeld anekdote
Het lijkt een beetje op mensen die in de rij staan bij de uitverkoop van een bekende kledingwinkel, al gaat het dit keer niet om kleding, maar om een huis. Tijdens de bezichtigingsmiddag van een populaire koopwoning in Breda is het ontzettend druk. Mensen staan in de rij te wachten op hun 'tijdslot' om de woning te bezichtigen. 

Langzaam worden de groepjes mensen afgewisseld. Tijd om te treuzelen is er niet, de makelaar houdt er een 'tight schedule' op na. "Volgende!" 

Slide 4 - Tekstslide

Anekdote
Een manier om de aandacht van de lezer te trekken,  waarin heel kort een situatie wordt geschetst in verhaalvorm. 

Anekdote is vaak herkenbaar. Oja, ik heb dat ook weleens! Proberen de aandacht te trekken met een verhaalschets.


Slide 5 - Tekstslide

Tekststructuren (7)
  •  Argumentatiestructuur
  • Aspectenstructuur
  • Probleem/oplossingstructuur
  • Verklaringsstructuur
  • Verleden/heden/toekomststructuur
  • Voor- en nadelenstructuur
  • Vraag/antwoordstructuur 

Slide 6 - Tekstslide

De tekst gaat over FOMO. Dit verschijnsel wordt nader verklaard in de tekst. Welke structuur?
A
Voor- en nadelenstructuur
B
Verklaringsstructuur
C
Vraag/antwoordstructuur

Slide 7 - Quizvraag

Waarom lijden we aan FOMO? Er wordt antwoord gegeven in de tekst. Welke structuur?
A
Voor- en nadelenstructuur
B
Argumentatiestructuur
C
Vraag/antwoordstructuur

Slide 8 - Quizvraag

Welke tekstdoelen zijn er? Noteer er ten minste 5.

Slide 9 - Open vraag

Tekstdoelen
Amuseren
Informeren
Overtuigen
Opiniëren 
Activeren 

Slide 10 - Tekstslide

Verschillende voor-en nadelen worden besproken. Verschillende oplossingen worden gegeven. Welk tekstdoel?
A
Overtuigen
B
Activeren
C
Informeren
D
Opiniëren

Slide 11 - Quizvraag

Welke hoofdgedachten zijn fout geformuleerd?
A
Dat Bas Smit mensen adviseert om meer te doen voor goede doelen.
B
Bas Smit wil dat goede doelen 'iets goeds' doen.
C
Dat Bas Smit wil dat goede doelen 'iets goeds doen'.
D
'Iets goeds doen' voor een ander!

Slide 12 - Quizvraag

Verschil informeren & opiniëren 

Informeren
De schrijver wil dat je iets te weten komt. Meer niet. 

Opiniëren 
De schrijver wil dat je je hoofd gaat gebruiken. Je gaat zelf nadenken en een mening vormen. 

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld compovraag
De tekst kan door middel van onderstaande kopjes in achtereenvolgens 3 delen worden onderverdeeld. 

Deel 1: Gekte
Deel 2: Teleurstelling 
Deel 3: Laatste spaargeld

Bij welke aline begint deel 3, laatste spaargeld? 

Kijk bij zo'n vraag goed naar de termen! Deze kan je vaak vinden in de tekst.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen onderwerp en hoofdgedachte?

Slide 15 - Open vraag

Goed onthouden!
Let op! Onderwerp heeft NOOIT een persoonsvorm. Het is dus geen hele zin!

Goed: Oververhitte woningmarkt in grote provincies.
Fout: De woningmarkt in grote provincies is oververhit.
(Is = persoonsvorm)

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een hoofdgedachte?
Een hele zin, met een persoonsvorm. 
Een zin die de belangrijkste gedachte van de tekst weergeeft, zoals:

De oververhitte woningmarkt in grote provincies zorgt voor veel stress en risicovol gedrag bij kopers. 

Slide 17 - Tekstslide

Welke signaalwoorden horen bij een opsommend tekstverband?
A
Zo, bijvoorbeeld, zoals
B
En, ook, tevens, daarnaast, bovendien
C
Ook al, met andere woorden
D
Dus, daarom, al met al, kortom

Slide 18 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij een tegenstellend tekstverband?
A
Om te beginnen, bovendien, tevens, ook,
B
Eerst, dan, daarna, voordat
C
Vroeger/nu, intussen, later, voordat/nadat
D
Maar, echter, daarentegen, daar staat tegenover, aan de ene/andere kant

Slide 19 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij een redengevend (argument) tekstverband?
A
Ook al, met andere woorden, al met al
B
Om te beginnen, bovendien
C
Eerst, daarna, nadast
D
Daarom, omdat, met als reden

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een synoniem voor 'tevens'?

Slide 21 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met 'citeer'?
A
Een of meerdere zinnen letterlijk overschrijven
B
Een zin in jouw eigen woorden herschrijven
C
Een argument geven
D
Feiten benoemen

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het juiste format voor citeren?
A
"......."
B
"......" (regels 14-16)
C
'......' regels 14-16
D
....... (regels 14-16)

Slide 23 - Quizvraag

Citeren
Allebei goed:

"........." (zin 12-14)

Als de zinnen niet worden genummerd, kan je ook dit schrijven:
"..........." (eerste zin alinea 3)

Slide 24 - Tekstslide

Wat zijn signaalwoorden van tijd?
A
vroeger <> modern, vroeger <> nu
B
Om te, met de bedoeling om,
C
Zo, bijvoorbeeld, neem nou
D
Als, indien, mits

Slide 25 - Quizvraag

Zo kon je zomaar al je spaargeld kwijt zijn. Welk tekstverband geeft 'zo' aan?
A
Opsommend
B
Toelichting (voorbeeld)
C
Concluderend
D
Samenvattend

Slide 26 - Quizvraag

Wat is formuleren?
"Formuleer in je eigen woorden"
A
Zelf een argument bedenken
B
Een argument uit de tekst in je eigen woorden herschrijven
C
Jouw mening geven over het onderwerp
D
Citeren, dus letterlijk overschrijven

Slide 27 - Quizvraag

Onthouden ... mindmap maken!
  • Mindmap 1: Verschillende tekstdoelen. Noteer per tekstdoel wat de schrijver wil. Schrijf dit er duidelijk bij! Noteer ook voorbeelden.
  • Mindmap 2: Verschillende tekstverbanden en signaalwoorden. Noteer ook voorbeelden. 
    OF
    Mindmap 2: Mindmap met informatie over de inleiding, middenstuk en het slot.

Gebruik Canva of werk op papier. Je mag samenwerken (max. 4 personen). Sla op als PDF in de Drive.

Slide 28 - Tekstslide