In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
De industriële samenleving in Nederland
§1.3 Arbeiders en fabrikanten
Slide 1 - Tekstslide
Volgende dia: de leerdoelen.
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Je weet waarom arbeiders zich gingen organiseren in vakbonden
Je weet waarom de socialisten verdeeld waren
Je weet wie Ferdinand Domela Nieuwenhuis was
Slide 3 - Tekstslide
0
Slide 4 - Video
Noem voorbeelden van arbeidersomstandigheden die het leven van de arbeiders zwaar maakten
Slide 5 - Open vraag
Wie helpt de arbeiders? (1)
Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's (soms ook uit eigen belang: een fittere arbeider werkt harder...)
Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken, en dat was moeilijk vol te houden
Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden.
Slide 6 - Tekstslide
Socialisten verdeeld
Kwamen op voor arbeiders en armen
SDAP: Troelstra - Parlementaire verandering
SDB: Nieuwenhuis - Revolutionaire verandering
Voorstanders algemeen kiesrecht --> werd in 1917 bereikt (alleen voor mannen)
Betere huizen, scholen enz.
Slide 7 - Tekstslide
0
Slide 8 - Video
Wat wilde Karl Marx bereiken
A
Klassenstrijd waarbij arbeiders de macht overnamen
B
Klassenstrijd waarbij fabrikanten de macht overnamen
Slide 9 - Quizvraag
Eind 19de eeuw werden VAKBONDEN opgericht. Waarom?
A
Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere arbeidsomstandigheden.
B
Vakbonden kwamen op voor fabrieksbazen en eisten betere arbeidsomstandigheden.
C
Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere leefomstandigheden.
D
Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere woonomstandigheden.
Slide 10 - Quizvraag
Twee uitspraken:
1. Het socialisme is bedacht door Karl Marx en was van mening dat een klassenstrijd zou ontstaan, waarin de arbeiders de macht zouden overnemen van de fabrieksbazen.
2. Een socialist is een persoon die streeft naar meer gelijkheid, gelijkwaardigheid, eerlijke verdeling en betere werkomstandigheden voor de fabrieksarbeider.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Twee uitspraken: 1. In het filmpje werden Rusland en Duitsland als voorbeeldlanden genoemd waar de arbeiders met een revolutie de macht hadden gegrepen.
2. Een van de doelen van de politieke partij SDAP van Troelstra was algemeen kiesrecht voor iedereen.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist.
Slide 12 - Quizvraag
Welke uitspraken hoort NIET bij de socialisten (de arbeiders)?
A
'het geloof moet zich zo min mogelijk met de politiek bemoeien'
B
'de winst van een fabriek moet netjes worden verdeeld over alle arbeiders'
C
'de koning mag zich meer gaan bemoeien met de politiek'
D
Alle mannen èn vrouwen boven de 18 jaar mogen stemmen op een politieke partij.
Slide 13 - Quizvraag
Wie is in 1848 de bedenker van de politieke stroming 'het socialisme'?
A
Karl Marx
B
Domela Nieuwenhuis
C
Pieter Jelles Troelstra
D
Geen van de genoemde namen is juist.
Slide 14 - Quizvraag
Er zijn twee soorten socialisten, namelijk 1. sociaal-revolutionairen en 2. sociaaldemocraten.
Sociaaldemocraten.....
A
geloven in een revolutie
B
willen de macht grijpen
C
geloven in democratie
D
geen van de genoemde antwoorden is juist
Slide 15 - Quizvraag
Sleep de volgende gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde:
Karl Marx bedenkt het socialisme
Het Kinderwetje van Van Houten wordt ingevoerd.
De Schoolwet wordt ingevoerd.
De politieke partij SDAP wordt opgericht.
Slide 16 - Sleepvraag
Leg in je eigen woorden uit: Wat de klassenstrijd volgens Karl Marx betekende.
Slide 17 - Open vraag
Leg uit waarom kapitalisten niet de arbeidsomstandigheden van arbeiders wilden verbeteren.