In de vorige dia werd uitgelegd dat er protestante vakbonden en katholieke vakbonden waren. Kortom, geen eenheid.
Niet alleen godsdienst zort voor verdeeldheid, er zijn door het ontstaan van arbeidersbewegingen namelijk ook nog socialistische vakbonden (zonder geloof), de grootste socialistische vakbond was de SDB (Sociaal-Democratische Bond) o.l.v. F.D. Nieuwenhuis die strijdt tegen de 5 K's:
1. tegen het Kapitaal die de arbeider uitbuit;
2. tegen de Kazerne (het leger) die de arbeiders klein houdt;
3. tegen de Kerk die de arbeider maar dom houdt (socialisten geloven niet in God);
4. tegen de Kroeg doe op van de arbeider een alcoholist maakt
5. tegen de Koning die op kosten van de arbeider een luxeleventje leidt.
Socialistische vakbonden streven ook in de politiek voor algemeen kiesrecht (= iedereen mag stemmen, niet alleen mannen die genoeg belasting kunnen betalen.
De in 1894 opgerichte politieke partij SDAP (Sociaal-Democratische Arbeiders Partij onder leiding van P.J. Troelstra zorgt ervoor dat in 1917 alle mannen mogen stemmen, twee jaar later (1919) ook alle vrouwen.
De socialisten waren onderling ook weer verdeeld. Namelijk: Moeten de 5 K's met een revolutie (een grote verandering in een korte tijd) zonder geweld of met geweld worden behaald?