Les 9 unité 3

Bonjour!!!!
On commence dans.....
Aan het einde van deze week .....
  • ....Heb ik belangrijke onderdelen herhaald 
  • ... Heb ik nieuwe woorden in mijn persoonlijke woordenlijst gezet.
  • ... Heb ik kennis gemaakt met een nieuw hoofdstuk over: après les cours

1.   De les duurt 45 min 
2.  Je hebt nodig: laptop: lesson up app, schrift, pen
3.  Telefoon is in de kluis, spullen liggen op tafel, let op wanneer docent wil beginnen met de les.. 
timer
1:00
Semaine 12: le deux avril
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Bonjour!!!!
On commence dans.....
Aan het einde van deze week .....
  • ....Heb ik belangrijke onderdelen herhaald 
  • ... Heb ik nieuwe woorden in mijn persoonlijke woordenlijst gezet.
  • ... Heb ik kennis gemaakt met een nieuw hoofdstuk over: après les cours

1.   De les duurt 45 min 
2.  Je hebt nodig: laptop: lesson up app, schrift, pen
3.  Telefoon is in de kluis, spullen liggen op tafel, let op wanneer docent wil beginnen met de les.. 
timer
1:00
Semaine 12: le deux avril

Slide 1 - Tekstslide

Le but du cours: 
Objectif du cours:
Répéter tout d'unité 3..

Slide 2 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui: 
1. Questions? 
2. Herhalen vervoegen werkwoorden, gevoelswerkwoorden etc
3. ler. voor toets
4. Faire:  Apprendre 1,2,4,6,8, F/N
                 Apprendre 3,5, begrijpen en kunnen toepassen


Slide 3 - Tekstslide

Sleep de juiste vertalingen naar het juiste persoonlijk voornaamwoord

Schrijf op welke je niet wist. (!)
il
nous
vous
elle
tu
je
wij
zij
ik
jullie
jij
hij

Slide 4 - Sleepvraag

Wij hebben

Slide 5 - Open vraag

U bent

Slide 6 - Open vraag

Uitleg werkwoorden -er
Stap 1. Stam
> Haal -er van het werkwoord af. (parler > parl_)

Stap 2. Uitgang pers.vnw
> Kijk welk pers.vnw er hoort, welke uitgang hoort daarachter? (vous > ez)

Stap 3. Plak aan elkaar
U praat = Vous parlez

Slide 7 - Tekstslide

Ezelsbruggetje -er

Slide 8 - Tekstslide

Wie zegt dit:
"......regardons"

A
Ik
B
Jij
C
Wij
D
Zij (mv)

Slide 9 - Quizvraag

Hoe zeg je:
Jij praat (Tu ........)

A
parler
B
parles
C
parle
D
parlons

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Wat komt altijd na
adorer, préférer, aimer, détester?

Slide 12 - Open vraag

Wat is bijzonder aan ww préférer?

Slide 13 - Open vraag

préférer
Je préfère
Tu préfères
Il/elle/on préfère
nous préférons
vous préférez
ils/elles préfèrent

Slide 14 - Tekstslide

Mijn ouders zijn dol op tennis.
A
Mes parents aiment le tennis.
B
Mes parents adores le tennis
C
Mes parents adorent le tennis.
D
Mes parents adorent tennis.

Slide 15 - Quizvraag

Hou je van katten?
A
Vous aimez les chats?
B
Vous aimez chats?
C
Tu aimes chats?
D
Tu aimes les chats?

Slide 16 - Quizvraag

Ik heb een hekel aan wiskunde.

Slide 17 - Open vraag

Heb ik alles begrepen?
A
Ja, ik vond het gemakkelijk
B
Als ik de grammatica leer, kan ik dit wel.
C
Ik heb nog wel een vraag.
D
Help! Ik begrijp er niets van!

Slide 18 - Quizvraag