T1E leçon 20

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programme 
pour la leçon 20
        Aujourd'hui (=vandaag) :
- Écouter : D'accord
- Apprendre Aimer + bepaald lidwoord
- Quizlet live 3-1




jeudi 24 novembre

Slide 2 - Tekstslide

Écouter : D'accord
Chapitre 3 > 3.2 > 2 + 3 + 4

Slide 3 - Tekstslide

Aimer + le / la / l' / les + zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent "aimer"?

Slide 5 - Woordweb

Maak het rijtje van "aimer":
Typ in j'.... , tu...., il/elle/on...., nous..., vous..., ils/elles...

Slide 6 - Open vraag

Hoe zeg je "dol zijn op" in het Frans?

Slide 7 - Open vraag

Maak het rijtje van "adorer":
Typ in j'.... , tu...., il/elle/on...., nous..., vous..., ils/elles...

Slide 8 - Open vraag

Denk je dat het woord "détester" positief of negatief is?
A
positief
B
negatief

Slide 9 - Quizvraag

Français
Néerlandais
aimer
houden van  
adorer
dol zijn op, gek zijn op
préférer
liever hebben, meer houden van
détester
een hekel hebben aan, haten

Slide 10 - Tekstslide

Aimer, adorer, détester, préférer
Na aimer, adorer, détester, préférer => le / la / l' / les 
Na deze werkwoorden komt dus geen van.
  • J'aime le chocolat : Ik hou van chocolade
  • J'adore la musique : Ik ben dol op muziek
  • Je préfère le foot : Ik houd meer van voetbal.
  • Marie déteste les devoirs : Marie heeft een hekel aan huiswerk

Slide 11 - Tekstslide

Préférer

Je préfère
Tu préfères
Il/Elle/On préfère
Nous préférons
Vous préférez
Ils/Elles préfèrent
Détester

Je déteste
Tu détestes
Il/Elle/On déteste
Nous détestons
Vous détestez 
Ils/Elles détestent

Slide 12 - Tekstslide

Hoe weet je dat een woord meervoud is in het Frans?

Slide 13 - Woordweb

Meervoud (le pluriel)
In het Frans voegen we een -s of een -x toe aan het meervoud:

La soeur =>  Les soeurs
Le jeu      =>   Les jeux


Slide 14 - Tekstslide

Supplément
  1. Lire (=lees) la page 35
  2. Faire l'exercice A page 36
  3. Faire l'exercice B page 36

Slide 15 - Tekstslide

Exercice A page 36
  1. le - Ik houd van sport.
  2. les - Zij houdt van series op TV / Tv-series.
  3. les - Houd jij van spelletjes?
  4. les - Hij houdt van computerspelletjes.
  5. la - Zij houdt van zwemmen.
  6. le - Ik haat voetbal.

Exercice B page 36
  1. Tu aimes le sport ?
  2. Clarisse adore la musique de CW.
  3. Julie aime le foot et la danse. 
  4. Vous aimez la musique classique ?
  5. Non, je préfère la musique pop.
  6. Damien adore les jeux. 
  7. Il déteste le foot. 
  8. Vous aimez les chiens ?

Slide 16 - Tekstslide

Les devoirs 
mercredi 30 novembre :
Apprendre/Leren:
  • Quizlet 3-1 F-N

Faire/Maken:
  • D'accord > Chapitre 3 > 3.1 > 2 + 3 = 4
  • D’accord > Chapitre 3 > 3.3 > 3 + 4 (Geef de Franse namen met het lidwoord) + 5 + 6

Slide 17 - Tekstslide