Oefenen thema 9 boek 1 en thema 3 boek 2

Oefenen thema 9 boek 1 en thema 3 boek 2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3,4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefenen thema 9 boek 1 en thema 3 boek 2

Slide 1 - Tekstslide

Mensen met hypertensie hebben vaak geen klachten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Tijdens de diastolische druk wordt de druk gemeten in de bloedvaten. Tijdens deze fase trekt het hart samen.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Langdurige hypertensie kan tot slagaderverkalking leiden.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Angina pectoris ('pijn op de borst'), bestaat in 3 vormen.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Pijn op de borst (angina pectoris) die optreedt alleen op bij inspanning, emoties e.d, noemen we:
A
stabiele angina pectoris
B
instabiele angina pectoris
C
hartinfarct
D
acuut coronair syndroom

Slide 6 - Quizvraag

Ischemie door verminderde bloedtoevoer in de kransslagaderen, bijvoorbeeld bij veel bloedverlies, noemen we:
A
stabiele angina pectoris
B
instabiele angina pectoris
C
hartinfarct
D
acuut coronair syndroom

Slide 7 - Quizvraag

Behandeling angina pectoris
Behandeling hartinfarct
timer
3:00
Pijnstilling
Pijnstilling
preventieve medicatie: cholesterolverlagers, antistolling, bloeddruk, leefstijl
preventieve medicatie: cholesterolverlagers, antistolling, bloeddruk, leefstijl
bloedvatverwijderende medicatie: nitraten
Dotteren (PTCA)
bypassoperatie (CABG)

Slide 8 - Sleepvraag

timer
1:00
wat is decompensatio
cordis?

Slide 9 - Woordweb

Bij decompensatio in de rechter harthelft, blijft er vocht zitten in:
A
De longen
B
Het hele lichaam behalve de longen

Slide 10 - Quizvraag

Bij decompensatio in de linker harthelft, blijft er vocht zitten in:
A
De longen
B
Het hele lichaam behalve de longen

Slide 11 - Quizvraag

Behandeling hartfalen?
(minimaal 3 peilers)

Slide 12 - Woordweb

Hartfalen kan worden veroorzaakt door aantasting van de kransslagaders, een hoge bloeddruk, hartritmestoornissen.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Hartfalen kan worden ingedeeld in systolisch hartfalen en diastolisch hartfalen. Deze komen beide ongeveer even vaak voor.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Bij ventrikelhypertrofie is er sprake van:


A
vernauwing van de kransslagader
B
een trombus in een kransslagader
C
acuut zuurstoftekort in de hartspier
D
verdikking van de wand van de hartkamer

Slide 15 - Quizvraag

Kijk goed naar dit plaatje. De volgende vraag gaat hierover

Slide 16 - Tekstslide

Welke besmettingsweg zag je op het vorige plaatje

Slide 17 - Open vraag

Infectieziekten worden veroorzaakt door micro-organismen
Wat is GEEN micro-organisme
A
Schimmels
B
Parasieten
C
Eiwitten
D
Bacteriën

Slide 18 - Quizvraag

Welke vorm van afweer bouw je pas na de geboorte (=verworven afweer) op?
A
specifieke afweer
B
aspecifieke afweer
C
mechanische afweer
D
chemische afweer

Slide 19 - Quizvraag

Wat is aspecifieke afweer?
A
Houdt 1 ziekteverwekker tegen
B
Macrofagen zijn hierbij betrokken
C
Kan meerdere ziekteverwekkers aanvallen
D
antistofcellen zijn hierbij betrokken.

Slide 20 - Quizvraag


Wat is immuniteit?
A
Immuniteit is dat 1 persoon wel 100 anderen kan besmetten
B
Als je immuun bent dan word je heel ziek van een ziekteverwekker
C
Als je immuun bent dan kun je anderen heel erg besmetten met het virus
D
Als je immuun bent dan word je niet ziek van een ziekteverwekker

Slide 21 - Quizvraag

Het Covid-19 vaccin zorgt voor immuniteit tegen corona. Wat voor soort immuniteit is dat?
A
Actieve immuniteit
B
Passieve immuniteit

Slide 22 - Quizvraag

Wat is natuurlijke immuniteit?
A
je bent gevaccineerd en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
B
Je bent ziek geweest en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
C
je bent immuun door een vaccinatie
D
je bent immuun zonder ziek geweest te zijn.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het voordeel van actieve immuniteit tegenover passieve immuniteit is
A
Dat deze je in veel gevallen langer beschermt.
B
Dat je deze maar 1 keer krijgt
C
Dat je direct beschermt bent
D
Dat je deze zelf kan geven

Slide 24 - Quizvraag

Het Covid-19 vaccin zorgt voor immuniteit tegen corona. Wat voor soort immuniteit is dat?
A
Natuurlijke actieve immuniteit
B
Natuurlijke passieve immuniteit
C
Kunstmatige actieve immuniteit
D
Kunstmatige passieve immuniteit

Slide 25 - Quizvraag

Een zorgvrager heeft de diagnose gonorroe en heeft een onsteking aan de urinewegen. Welke?
A
Blaas ontsteking
B
Nierbekken ontsteking
C
Plasbuis ontsteking

Slide 26 - Quizvraag

Welke ontstekingsverschijnsel zorgt voor verhoogde temperatuur van het onstekingsgebied?
A
calor
B
tumor
C
dolor
D
rubor

Slide 27 - Quizvraag

Bacteriën zorgen voor onstekingen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een infectieziekte?
A
Een ziekte die meestal niet overgaat en die niet verslechtert of verbetert. Je moet ermee leren omgaan.
B
Een ziekte waarvan de symptomen steeds erger worden; je krijgt er steeds meer last van.
C
Een ziekte die ontstaat doordat het eigen afweersysteem de lichaamscellen kapotmaakt.
D
is een ziekte die wordt veroorzaakt door schadelijke micro-organismen die het lichaam zijn binnengedrongen

Slide 29 - Quizvraag

Als je het AIDS-virus (HIV) in je lichaam hebt, hoef je nog geen AIDS te hebben
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag