5. Feit & mening, hen/hun/zij

Agenda periode 2
Les 
Geen les
Natasha - Les
Geen les
Jeffrey - Les
Geen les
Kerstvakantie
Kerstvakantie
Les
Geen les
Les
Geen les

14 t/m 18 nov
21 t/m 25 nov
28 t/m 1 dec
6 t/m 10 dec
13 t/m 17 dec
20 t/m 24 dec
Kerstvakantie
Kerstvakantie
10 t/m 14 jan
17 t/m 21 jan
24 t/m 28 jan
31 t/m 3 feb

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Agenda periode 2
Les 
Geen les
Natasha - Les
Geen les
Jeffrey - Les
Geen les
Kerstvakantie
Kerstvakantie
Les
Geen les
Les
Geen les

14 t/m 18 nov
21 t/m 25 nov
28 t/m 1 dec
6 t/m 10 dec
13 t/m 17 dec
20 t/m 24 dec
Kerstvakantie
Kerstvakantie
10 t/m 14 jan
17 t/m 21 jan
24 t/m 28 jan
31 t/m 3 feb

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige week:

Aan het einde van de les:
1. Heb je weer een paar lastige d/t-fouten gevonden.
2. Kan je in jouw eigen teksten de komma's op de juiste plek zetten.
3. Weet je waar we op gaan oefenen de komende periode met Spreken.
4. Heb je al een minuut voor de klas gestaan. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze week:

Aan het einde van de les:
1. Heb je een de d/t-regels en komma's er weer iets dieper ingesleten.
2. Kan je in eigen woorden uitleggen wat correct gebruik van hen/hun/zij is.
3. Kan je een feit van een mening onderscheiden.
4. Weet je hoe je een feit kan gebruiken om jouw mening te onderbouwen.
5. Vind je een klasgenoot net iets liever dan voor de klas.   

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TT = Stam + t-en

VT = Stam + t/d-en

Let op: 
1. In welke tijd de zin staat.
2. Enkelvoud of meervoud?
3. Staat er nog een ander werkwoord in de zin? 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

... (gebeuren) het nog vaak dat jullie d/t fouten maken?
A
Gebeurt
B
Gebeurd

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij ...(melden) ons gisteren al vroeg.
A
melde
B
meldde
C
melden
D
meldden

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als hij het boekje ...(bewaren) dan is het voor iedereen ...(bewaren).
A
bewaart, bewaart
B
bewaard, bewaard
C
bewaart, bewaard
D
bewaard, bewaart

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gedachte achter tekst

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van de les:

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een feit en wat is een mening?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Het nut van feit & mening 
en hoe ze elkaar aanvullen

Slide 12 - Tekstslide

Je kan feiten gebruiken om jouw mening te onderbouwen. 

In plaats van zeggen: jij bent stom (een mening), kan je zeggen: jij zegt tegen mij dat ik stink en dat vind ik niet prettig. Ik vind dat eigenlijk heel stom als je dat doet.

Waarom gebruiken we feiten en meningen door elkaar? 

Ze zijn moeilijk te ontkennen --> Sterk overtuigingsmiddel. (tenzij het makkelijk als leugen aangewezen kan worden).
De interpretatie is wat er zo noodzakelijk is daarna.
Het herkenspel

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik at vanochtend een boterham met pindakaas.
A
Feit
B
Mening

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn boterham met pindakaas vanochtend was heel lekker.
A
Feit
B
Mening

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Huizen zijn tegenwoordig onbetaalbaar.
A
Feit
B
Mening

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat de Russische overheid zegt dat ze een 'vredesoperatie' in Oekraïne starten is echt onzin.
A
Feit
B
Mening

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De VS bestempelt de Russische 'vredesoperatie' als onzin.
A
Feit
B
Mening

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het is niet zo slim dat u uw medicatie niet nam, mevrouw.
A
Feit
B
Mening

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uw arts heeft deze medicatie voorgeschreven om u te helpen met uw stoelgang.
A
Feit
B
Mening

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vliegen is één van de ergste vervuilers op aarde. Het zou verboden moeten worden.
A
Feit
B
Mening

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: Onderbouwen
Deel 1: Schrijf 4 feiten op. Ze mogen bij elkaar horen, maar hoeft niet.
Deel 2: Wissel de laptop uit met een klasgenoot. Gebruik deze 4 feiten om meningen mee te onderbouwen. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is beter?
A
Met je schoenen op de bank zitten is asociaal.
B
Als je jouw schoenen op de bank legt, wordt die vies. Dat is asociaal tegenover de volgende die daar gaat zitten.

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feit - Mening
Als je jouw schoenen op de bank legt, wordt die vies. Dat is asociaal tegenover de volgende die daar gaat zitten.


                                                                                                  * Zou dit werken?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe je feedback moet geven.
1. Benoem specifiek gedrag met een feit, 2. hang daar jouw mening aan vast.  

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Complimentenspel
Ga in viertallen zitten. 

Schrijf voor ieder een compliment op door eerst een feit op te schrijven, daarna jouw mening erover te geven. 

Lever dit met de eerder gemaakte opdracht in op Teams. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

... hebben ons werk af.
A
Wij
B
Ons

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... hebben hun werk af.
A
Zij
B
Hun

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is ... auto die ... vorig jaar kochten.
A
Hen, hun
B
hun, hen
C
hun, zij
D
onze, wij

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik schonk ... een kopje koffie in
A
voor hen
B
hun
C
zij

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hen/hun/zij
Wij hebben ons werk af 
Onze koffer/die koffer is van ons

Geef dat aan ons
Dat kan je ons niet aandoen 

Geef ons dat fietsje maar
Geef aan ons dat fietsje maar
 Zij hebben hun werk af
 hun koffer/ die koffer is van hen
 
Geef dat aan hen
Dat kan je hun niet aandoen

Geef hun dat fietsje maar
Geef aan hen dat fietsje maar

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik merkte dat ... iets achterhielden
A
hun
B
hen
C
zij

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef die stapel papieren maar aan ...
A
hen
B
hun
C
zij

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dat kan je ... niet aandoen
A
zij
B
hen
C
hun

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hullie

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies