Oefentoets thema 4+5: voeding en vertering en gaswisseling

Welkom klas 4
Je gaat de oefentoets maken bij thema 4 en 5.
Je mag jouw aantekeningenschrift daarbij gebruiken.

Als je klaar bent, lever je de toets in en oefen je de onderwerpen die jij nog lastig vindt met LessonUp.
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom klas 4
Je gaat de oefentoets maken bij thema 4 en 5.
Je mag jouw aantekeningenschrift daarbij gebruiken.

Als je klaar bent, lever je de toets in en oefen je de onderwerpen die jij nog lastig vindt met LessonUp.

Slide 1 - Tekstslide

oefenen toets
Thema voeding en vertering
Thema gaswisseling

Je mag jouw aantekeningenschrift gebruiken!

Slide 2 - Tekstslide

1 Waarvoor dient de huig?
A
De huig voorkomt dat er lucht in de mondholte komt tijdens het inademen
B
De huig voorkomt dat er lucht in de slokdarm komt tijdens het inademen
C
De huig voorkomt dat er voedsel in de luchtpijp komt tijdens het slikken
D
De huig voorkomt dat er voedsel in de neusholte komt tijdens het slikken

Slide 3 - Quizvraag

2 In welke volgorde stroomt de lucht door deze delen naar binnen als je inademt?
A
Bronchiën − longblaasjes − luchtpijp.
B
Luchtpijp − bronchiën – longblaasjes
C
Bronchiën − luchtpijp – longblaasjes
D
Luchtpijp − longblaasjes − bronchiën

Slide 4 - Quizvraag

In afbeelding 1 zie je een deel van het ademhalingsstelsel van de mens, schematisch getekend.
1

Slide 5 - Tekstslide

3 Hoe heet het onderdeel dat is aangegeven met de letter Q?

Slide 6 - Open vraag

Topsport
Van topsport kun je astma krijgen, vooral van duursporten zoals schaatsen en wielrennen. Volgens het Astma Fonds blijkt dit uit onderzoek. De onderzoekers hebben metingen gedaan aan de longen van sporters tijdens de Olympische Spelen.
Een sporter haalt zo’n dertig keer per minuut adem; dat is twee keer zo veel als normaal. Ook ademt een sporter meer door de mond.
Topsporters trainen soms wel zeven dagen per week. Dat is een aanslag op hun longen. raken geïrriteerd en ontstoken. Dit kan tot astma leiden.


Schaatsers en wielrenners halen hoge snelheden en de koude lucht die ze daarbij inademen, prikkelt de luchtwegen. Hun longen
raken geïrriteerd en ontstoken. Dit kan tot astma leiden.
Onderzoekers verwachten dat het herstel van de longen na een sportprestatie sneller gaat met behulp van een inhalator. Die inhalator moet stoffen bevatten die de luchtweg wijder maken, zogenoemde luchtwegverwijders. Ook moet er een oplossing in zitten van water met lichaamseigen zouten.

Slide 7 - Tekstslide

7. Waarom kan een inhalator met zoutoplossing helpen de irritatie aan de longen van de sporters te verminderen? Tip: denk aan de samenstelling van uitgeademde lucht.

Slide 8 - Open vraag

8 Waarom bevat de inhalator van mensen met astma luchtwegverwijders?

Slide 9 - Open vraag

Ingeademde en uitgeademde lucht
    Twee erlenmeyers zijn gedeeltelijk gevuld met kalkwater. Via een slangetje wordt gedurende enkele minuten in- en uitgeademd.
    Bij rustig inademen borrelt de lucht door het kalkwater in erlenmeyer 2, bij rustig uitademen door het kalkwater in erlenmeyer 1. De pijlen geven de richting van ingeademde en uitgeademde lucht aan.

Slide 10 - Tekstslide

10 In welke erlenmeyer wordt het kalkwater het eerst troebel? Leg je antwoord uit.


Slide 11 - Open vraag

Het percentage stikstof in ingeademde lucht wordt vergeleken met het percentage stikstof in uitgeademde lucht.

11 Welke van de volgende beweringen hierover is juist?

A
In ingeademde lucht is het percentage stikstof hoger dan in uitgeademde lucht.
B
In uitgeademde lucht is het percentage stikstof hoger dan in ingeademde lucht
C
Het percentage stikstof in ingeademde lucht is gelijk aan dat in uitgeademde lucht.

Slide 12 - Quizvraag

De lever
    In de afbeelding zie je een torso met daarin de lever aangegeven

Slide 13 - Tekstslide

12 Tijdens inademing wordt de lever omlaag gedrukt.
Waardoor wordt dit veroorzaakt
A
Door het samentrekken van buikspieren
B
Door het samentrekken van middenrifspieren
C
Door het samentrekken van tussenribspieren

Slide 14 - Quizvraag

Bij het inademen wordt de lever omlaag gedrukt.

13 Bij welke soort ademhaling is dat het geval?

Slide 15 - Open vraag

Een ademhalingstest
    Dorien is bij de dokter voor een ademhalingstest. Ze moet een paar keer op verschillende manieren in- en uitademen.

    Dorien ligt op de onderzoeksbank en ademt diep in met buik- en borstademhaling. Enkele spieren die betrokken zijn bij de ademhaling, zijn:
−    buikspieren;
−    middenrifspieren;
−    bepaalde tussenribspieren.

Slide 16 - Tekstslide

14 Welke van deze spieren trekken zich sterk samen als Dorien diep inademt?
A
Buikspieren en middenrifspieren
B
Buikspieren en bepaalde tussenribspieren
C
Middenrifspieren en bepaalde tussenribspieren

Slide 17 - Quizvraag

De dokter meet ook hoeveel lucht Dorien kan inademen en uitademen. Hierbij gebruikt zij een spirometer, een apparaat dat de longfunctie meet.
    Het diagram in afbeelding 6 geeft de hoeveelheid lucht in de longen van Dorien weer gedurende een bepaalde tijd. In die tijd ademt zij een paar keer gewoon in en uit door de spirometer. En eenmaal ademt ze zo diep mogelijk in en uit.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

15 Welke letter in het diagram geeft het moment aan waarop het middenrif van Dorien maximaal omhoog wordt gedrukt?
A
Letter P
B
Letter Q
C
Letter R
D
Letter S

Slide 20 - Quizvraag

16 Bij de mens gebeurt bij een inademing onder andere het volgende:
1 De ribben en het borstbeen bewegen omhoog en naar voren.
2 Lucht stroomt de longen in.
3 Het longvolume wordt groter.
Zet deze gebeurtenissen in de juiste volgorde.

Slide 21 - Open vraag

17 Wat gebeurt er bij het hoesten?
A
De buikspieren trekken zich samen, waardoor het middenrif omhoog gaat
B
De buikspieren trekken zich samen, waardoor het middenrif omlaag gaat
C
De buikspieren ontspannen zich, waardoor het middenrif omhoog gaat.
D
De buikspieren ontspannen zich, waardoor het middenrif omlaag gaat.

Slide 22 - Quizvraag

Hooikoorts
    In de afbeelding is een pollenkalender weergegeven. In deze kalender is te zien in welke maanden verschillende planten stuifmeelkorrels maken die hooikoorts kunnen veroorzaken.

Slide 23 - Tekstslide

Op 5 augustus heeft Sacha last van hooikoorts.

19 Kan de hooikoorts van Sacha worden veroorzaakt door stuifmeel van populieren? Leg je antwoord uit.

Slide 24 - Open vraag

20 Aan welke delen van de luchtwegen blijven deeltjes kleven die allergie veroorzaken?
A
Longblaasjes
B
Slijmvliezen
C
Trilharen.

Slide 25 - Quizvraag

Ambrosia
    Stuifmeel van de plant ambrosia veroorzaakt bij sommige mensen hooikoorts, net als het stuifmeel van grassen. 
De stuifmeelkorrels van de ambrosia zijn veel kleiner dan de stuifmeelkorrels van grassen. Volgens onderzoek reageren veel hooikoortspatiënten veel sterker op de ambrosia dan op grassen.

Slide 26 - Tekstslide

21 Hoe kan de grootte van de stuifmeelkorrels invloed hebben op hoe sterk een allergische reactie is? Leg je antwoord uit. Betrek in je antwoord de bouw van de luchtwegen.

Slide 27 - Open vraag

Gaswisseling bij dieren
    Vier dieren zijn:
−    goudvis;
−    huisvlieg;
−    kerkuil;
−    volwassen kikker.

Slide 28 - Tekstslide

22 Hoe vindt bij deze dieren de gaswisseling plaats: via de huid, via kieuwen, via longen of via tracheeën?
Schrijf eerst onder elkaar: goudvis, huisvlieg, kerkuil, volwassen kikker.

Slide 29 - Open vraag

In de afbeelding  zijn met twee pijlen kleine openingen in de huid van de rups aangegeven.

Slide 30 - Tekstslide

23 Hoe heten deze openingen? En waarvoor dienen ze?

Slide 31 - Open vraag

Voeding en vertering

Slide 32 - Tekstslide

Gal
Aan een reageerbuis met water en vet wordt gal toegevoegd. Door de toevoeging van gal zijn de vetdruppels kleiner geworden.
24 Welke bewering over de gezamenlijke oppervlakte van de vetdruppels is juist?

A
Hun gezamenlijke oppervlakte is gelijk gebleven
B
Hun gezamenlijke oppervlakte is groter geworden
C
Hun gezamenlijke oppervlakte is kleiner geworden

Slide 33 - Quizvraag

Enkele stoffen zijn:
−    darmsap;
−    fluoridetandpasta;
−    gal;
−    maagsap;
−    vitamine.

Geef bij de volgende vraag aan welke stoffen helpen bij de vertering.

Slide 34 - Tekstslide

25 Geef bij de volgende vraag aan welke stoffen helpen bij de vertering.

Slide 35 - Open vraag

26 welke voedingsstoffen ken je?

Slide 36 - Open vraag

27 Welke voedingsstoffen zijn bouwstoffen? Welke brandstoffen?

Slide 37 - Open vraag

28 Na een maaltijd doet de voedselbrij er enige tijd over om het hele verteringsstelsel te passeren. Hierbij spelen peristaltische bewegingen een rol. In de darmwand bevinden zich kringspieren en lengtespieren.

Welke van deze spieren zijn betrokken bij de peristaltische bewegingen?

A
Geen van beide typen spieren
B
Alleen kringspieren
C
Alleen lengtespieren
D
Zowel kringspieren als lengtespieren

Slide 38 - Quizvraag

29 Een manier om voedsel te conserveren is er conserveermiddelen aan toevoegen. Om voedsel beter te laten smaken, kunnen smaakstoffen worden toegevoegd.
Geef twee conserveermiddelen die ook als smaakstoffen dienen?

Slide 39 - Open vraag

30 Bij de productie van kaas en yoghurt wordt de melk gedurende vijftien seconden verhit. Daarmee wordt een aantal bacteriesoorten gedood.

Leg uit dat het bij de productie van kaas en yoghurt niet verstandig is om de melk nog langer te verhitten.

Slide 40 - Open vraag



    Jora is een vrouw van 27 jaar en 1,65 meter lang. Jora wilde vijf weken lang een dieet volgen om af te vallen, maar ging er twintig weken mee door. Ze weegt zich regelmatig. Je ziet de resultaten in het diagram

Slide 41 - Tekstslide

Jora berekent elke week haar Body Mass Index (BMI):
    BMI=  gewicht in kilo /(:)
              (lengte in meter)2

(Bij een BMI van meer dan 25 is iemand te zwaar. Bij een BMI van minder dan 19 is iemand te licht.)
 

Slide 42 - Tekstslide

31 Leg met behulp van een berekening uit dat Jora na vijf weken al veilig had kunnen stoppen met haar afvaldieet.

Slide 43 - Open vraag

Korenwolf
In Limburg leven wilde hamsters. Deze worden korenwolven genoemd. Ze maken hun gangenstelsels bij graanakkers. 
Ze eten bijna alleen maar graankorrels, in voorjaar en zomer aangevuld met een beetje dierlijk voedsel zoals insecten en wormen. 

Op maisakkers komen korenwolven nauwelijks voor.
Korenwolven verzamelen in hun holen grote wintervoorraden van graankorrels. ’s Winters zijn alle uitgangen afgesloten. Korenwolven hebben dan een erg lage lichaamstemperatuur en slapen dagen achter elkaar. Ze worden alleen even wakker om van de wintervoorraden te eten en slapen daarna weer verder.


Eiwitrijk voedsel en graanproducten bevatten veel vitamine B3. Mais bevat nauwelijks vitamine B3. Biologen hebben ontdekt dat vrouwelijke korenwolven met een maisdieet hun jongen verwaarlozen. Sommige vrouwtjes eten dan zelfs hun eigen jongen op!

Slide 44 - Tekstslide

32 Welke conclusie over de grondstofwisseling van korenwolven is juist
A
Hun grondstofwisseling is in de zomer even hoog als in de winter
B
In de winter is hun grondstofwisseling hoger dan in de zomer
C
In de zomer is hun grondstofwisseling hoger dan in de winter

Slide 45 - Quizvraag

Afbeelding toont de lengtedoorsnede van een kies. Zeven delen zijn genummerd

Slide 46 - Tekstslide

33 Benoem nummer 1, 2, 3 en met 4.

Slide 47 - Open vraag

34 Wat voor soort kiezen heeft een Carnivoor(vleeseter)?

Slide 48 - Open vraag

35 Wat kun je vertellen over het darmkanaal van een vleeseter ten opzichte van een planteneter?
En leg je antwoord uit.

Slide 49 - Open vraag

36 Wat is een rudimentaire orgaan en noem een voorbeeld.

Slide 50 - Open vraag

37 Welke functie(s) vervult de endeldarm? En welke de anus?

Slide 51 - Open vraag

Klaar!

Slide 52 - Tekstslide