Wat gebeurt er met de stofdeeltjes die je inademt via je neus?
A
die blijven hangen in het neusslijmvlies en worden daar vernietigd
B
die blijven hangen in het neusslijmvlies en slik je door
C
die komen in de longen en blijven daar plakken
D
die komen in de longen en worden daar vernietigd
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het nut van de bloedvaten in de neusholte?
Slide 8 - Open vraag
Hoe wordt de luchtpijp afgesloten tijdens slikken?
A
door de huig
B
door de stembanden
C
door het strotklepje
D
niet
Slide 9 - Quizvraag
Wat voorkomt het dichtklappen van de luchtpijp tijdens de ademhaling?
Slide 10 - Open vraag
In je longen neemt het bloed zuurstof op uit de ingeademde lucht.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
De temperatuur van ingeademde lucht is hoger dan van uitgeademde lucht.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Wat is de eerste stap bij inademen?
A
ribben gaan omhoog
B
spieren trekken samen
C
lucht stroomt naar binnen
D
longen worden groter
Slide 15 - Quizvraag
Bij de borstademhaling trekken de tussenribspieren samen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Bij welke ademhaling gebruik je je middenrif?
A
Buikademhaling
B
Borstademhaling
Slide 17 - Quizvraag
Middenrifspieren ontspannen. Dit is de eerste stap bij ...
A
Inademing via borstademhaling
B
Inademing via buikademhaling
C
Uitademing via borstademhaling
D
Uitademing via buikademhaling
Slide 18 - Quizvraag
Welke manier van ademhalen wordt er in de afbeelding hiernaast weergegeven?
A
Buikademhaling
B
Borstademhaling
C
Middenrifademhaling
Slide 19 - Quizvraag
Tijdens hoesten trekken buikspieren krachtig samen. Beweegt het middenrif daardoor omhoog of omlaag? En adem je dan in of uit?
A
middenrif gaat omhoog je ademt in
B
middenrif gaat omhoog je ademt uit
C
middenrif gaat omlaag je ademt in
D
middenrif gaat omlaag je ademt uit
Slide 20 - Quizvraag
Wanneer maak je gebruik van de zwaartekracht ?
A
inademen met buikademhaling
B
inademen met borstademhaling
C
uitademen met buikademhaling
D
uitademen met borstademhaling
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Bij de ziekte astma zijn de luchtwegen vernauwd, onder andere doordat spiercellen in de wand van de luchtwegen zich samentrekken. De ziekte astma is mede erfelijk bepaald.
Bij iemand die aan astma lijdt, bevindt het erfelijke materiaal voor astma zich alleen in de spiercellen van de luchtwegen.
A
juist
B
onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Astma is een chronische ziekte
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Hoe werken medicijnen tegen astma? Kies uit
I maken de bacteriën dood II remmen de ontstekingen III verslappen de spiertjes om de luchtwegen IV vergroten de longblaasjes
A
I en II
B
II en III
C
III en IV
D
II en IV
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
COPD is een verzamelnaam voor longziektes. Wat hoort er niet bij?
A
Bronchitis
B
Longemfyseem
C
Astma
D
Pneumoconiose
Slide 27 - Quizvraag
Astma en COPD zijn beide ziekte aan het ademhalingsstelsel. Bij welke van deze ziekten heeft een patiënt vaak last van benauwdheid?
A
alleen bij astma
B
alleen bij COPD
C
bij allebei
D
bij geen van beide
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
Een allergische reactie op stuifmeelkorrels noemen we?
A
COPD
B
Astma
C
longontsteking
D
hooikoorts
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
Welke planten zullen vaker de oorzaak zijn van hooikoorts?
A
Planten waarbij de stuifmeelkorrels door insecten worden verspreid
B
Planten waarbij de stuifmeelkorrels door de wind worden verspreid