Taal :uitleg verwijswoorden 2

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

Doel

Ik kan een verwijswoord herkennen en toepassen in een zin. 

Instructie

Martijn is morgen jarig. Martijn gaat op appels trakteren. 

Martijn is morgen jarig. Hij gaat op appels trakteren. 

• Verwijswoord: hij
  
• Verwijst naar: Martijn
  

Instructie

Het boek is van Gabriela. Het boek van Gabriela is heel leuk. 

Het boek is van Gabriela. Haar boek is heel leuk. 

 

• Verwijswoord: haar
  
• Verwijst naar: Gabriela
  

De jongen zit op het hek. Hij kijkt naar de paarden. 

• Hij

• De jongen
  

Juf Else springt het water in, want ze heeft het warm. 

• Ze

• Juf Else

Othman rijdt op een nieuwe fiets. 

Deze heeft 3 versnellingen. 

• Deze

• De nieuwe fiets

De kinderen zijn zonder juf in de klas. 

Ze ruimen haar klas op. 

• Ze
• Haar

• De kinderen
• De juf

Kleine lesafsluiting

• Natan en Markus klimmen in een boom. Ze gaan een boomhut maken.
• Abdullah heeft nieuwe schoenen. Deze zijn oranje met zwart. 
• De baby drinkt een flesje melk. Hij vindt het lekker. 
• De fiets van Mo is kapot. Zijn vader kan de fiets repareren. 

Kleine lesafsluiting: antwoorden

• Natan en Markus klimmen in een boom. Ze gaan een boomhut maken.
• Abdullah heeft nieuwe schoenen. Deze zijn oranje met zwart. 
• De baby drinkt een flesje melk. Hij vindt het lekker. 
• De fiets van Mo is kapot. Zijn vader kan de fiets repareren. 

Gooi de dobbelsteen!

Wat was het doel?                                                                     Wat was het doel?

Hoe ging het samenwerken?                                               Kon je je concentreren?

Wat vond je moeilijk?                                                                Wat lukte goed?

afsluiting

kijken of jullie het snappen met de volgende 

lessonUp