In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag...
Leerdoelen §2.2 Met geld kun je meer
Samenvattende vragen §2.2 Met geld kun je meer
Uitleg
Kleine LessonUp-quiz
Uitleg
Zelfstandig werken
Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen, aan het einde van de les kun je...
De drie geldfuncties noemen en er voorbeelden bij geven.
Drie redenen noemen om te sparen.
Uitleggen wat rente is.
De rente berekenen die je op een spaarrekening ontvangt.
Slide 3 - Tekstslide
Samenvattende vragen 2.2
Wat? Samenvattende vragen §2.2
Hoe? Zelfstandig & in stilte
Hulp? Vraag het aan de docent!
Tijd? 10 minuten
Klaar? Nakijken!
Daarna? Verder met de opdrachten uit je boek.
timer
10:00
Slide 4 - Tekstslide
Waar gebruik je geld voor? Wat kun je met geld?
Slide 5 - Tekstslide
Waar gebruik je geld voor?
Er zijn drie soorten geldfuncties, oftewel manieren om geld te gebruiken:
Ruilmiddel: als je het gebruikt om iets te kopen.
Spaarmiddel: dan bewaar je geld om het later uit te geven.
Rekenmiddel: als je de waarde van geld aangeeft.
Slide 6 - Tekstslide
Geld opzij zetten
Wat is sparen?
Je kunt verschillende redenen hebben om te sparen:
Sparen voor een doel:
Sparen voor de rente:
Sparen uit voorzorg:
Slide 7 - Tekstslide
Pak je laptop erbij!
Slide 8 - Tekstslide
Het spaarmotief is hier
A
voorzorg
B
rente
C
doel
D
alle antwoorden zijn juist
Slide 9 - Quizvraag
Geld kan een ruilmiddel, spaarmiddel of rekenmiddel zijn. Welke van deze geldfuncties herken je in het volgende geval?
Ramon heeft gezien dat een spelcomputer bij Amazon € 20 goedkoper is dan bij Bol.com.
timer
0:30
A
Rekenmiddel
B
spaarmiddel
C
Ruilmiddel
Slide 10 - Quizvraag
Wat is geen spaarmotief?
A
Voorzorg
B
Doel
C
Vakantie
D
Rente
Slide 11 - Quizvraag
Welke stelling is juist of onjuist? I. 'Marijke ontvangt haar loon op haar bankrekening' is een voorbeeld van geld als ruilmiddel. II. 'De fiets van Johan kost € 600' is een voorbeeld van geld als rekenmiddel.
A
Beide zijn goed
B
I is goed
II is fout
C
I is fout
II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 12 - Quizvraag
Ga niet uit LessonUp, maar de laptop gaat weer dicht.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Wat levert sparen op?
Als je jouw spaargeld op een spaarrekening zet, dan krijg je rente.
Wat is rente?
Rente is een vergoeding op jouw spaargeld. Als je jouw geld op een rekening laat staan wordt het elk jaar iets meer.
De rente wordt aangegeven in procenten per jaar.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Wat levert sparen op?
Slide 17 - Tekstslide
Rekenen met rente
Formule voor het berekenen van een rentebedrag:
Rentebedrag per jaar = rentepercentage / 100 x spaarbedrag
Of:
Rentebedrag per jaar = spaarbedrag / 100 x rentepercentage
Slide 18 - Tekstslide
Pak je laptop erbij!
Slide 19 - Tekstslide
Welke rente is hoger? de rente op je spaargeld, of de rente die je betaalt voor je lening?
A
spaarrente
B
kredietrente
C
beiden gelijk
D
beiden erg weinig
Slide 20 - Quizvraag
Ruben heeft €3.550 op zijn spaarrekening staan. De rente is 1,7%. Bereken de rente die Ruben na een jaar krijgt. Let op, noteer als 12,34
Slide 21 - Open vraag
Lisa heeft €2.500 op haar spaarrekening staan. De rente is 1,6%. Bereken het bedrag dat na een jaar bij Lisa op de rekening staat. Let op, noteer als 12,34