Les 4 Bestellen
1 / 21
Lesduur is: 120 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Je hebt het vast meegekregen dat in het begin van de coronacrisis de schappen leeg waren in de supermarkt.
Bekijk het filmpje en denk na over de volgende vraag. Waar is het misgegaan denk je?
Slide 3 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 4 - Tekstslide
Een minimumvoorraad is de voorraadgrootte, waarbij de voorraad aangevuld moet worden en er dus bepaalde artikelen bijbesteld moeten worden. Een bedrijf houdt voor alle goederen een minimumvoorraad aan om onverwachte gebeurtenissen op te kunnen vangen.
Een maximumvoorraad is de maximale voorraad van een artikel in het magazijn. De voorraden mogen niet te groot worden omdat: de kans op derving groter is en voorraden aanhouden kosten geld.
Slide 5 - Tekstslide
Het bestelniveau is het moment waarop de grootte van de voorraad onder het vastgestelde minimum komt en het bedrijf een bestelling gaat plaatsen.
Het bestelniveau wordt in de meeste bedrijven gesignaleerd door een computer.
Bij geautomatiseerd voorraadbeheer signaleert de computer wanneer van een artikel de minimumvoorraad wordt benaderd of is bereikt.
Op dit moment plaatst het systeem een artikel op een besteladvieslijst. Op deze lijst staat het artikel vermeld met daarachter de hoeveelheid te bestellen.
Slide 6 - Tekstslide
Als de voorraadkosten van een artikel erg hoog zijn, dan kan een bedrijf besluiten om vaker te bestellen, maar dan kleinere aantallen.
Dat betekent dat de bestelfrequentie groter wordt .
Door een hoge bestelfrequentie nemen echter de bestelkosten toe.
Welk product moet je vaker bestellen als supermarkt
A
wasmiddel
B
bananen
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk artikel zal een kledingwinkel op dit moment veel bestellen bij de groothandel.
A
handschoenen
B
bikini
C
lentejas/herfstjas
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 9 - Tekstslide
Er zijn producten die veel verkocht worden en producten die minder goed verkopen. De producten die veel verkocht worden, noem je fastmovers. Producten die minder goed lopen, noem je slowmovers. Dit kan aan verschillende factoren liggen. Denk bijv. aan het seizoen, in de winter zal een slee beter verkopen dan in de zomer. De locatie waar je goederen opslaat die je veel verkocht is ook van belang. Producten die je veel verkoopt moet je op een plek in het magazijn leggen waar je makkelijk bij komt, bijv. vooraan en onderaan in de stelling. Producten die niet veel verkocht worden kun je wat meer achteraan en bovenaan plan.
Slide 10 - Tekstslide
In de praktijk kun je niet pas nieuwe artikelen gaan bestellen wanneer je voorraad al helemaal op is. Als er dan een klant komt die het artikel van jou wil kopen, dan heb je het niet. Daarom hanteer je een veiligheidsvoorraad. Een veiligheidsvoorraad is een voorraad die een grotere vraag dan gemiddeld kan opvangen.
Slide 11 - Tekstslide
Om ervoor te zorgen dat je klanten geen 'nee' hoeft te verkopen moet je producten in voorraad hebben.
Niet teveel voorraad want er is niet altijd plek voor een super grootte voorraad en de meeste producten zijn meestal niet voor eeuwig houdbaar denk aan een pak melk. Maar ook een trui heeft een beperkte levensduur, de trui kan bijv. uit de mode raken en dus niet meer goed verkopen.
Daarom worden producten vaak FIFO gevuld. First in and first out = wat het eerste binnenkomt in het magazijn, wordt als 1e verkocht.
Slide 12 - Tekstslide
Soms wordt er het LIFO systeem gebruikt. Last in and last out. Het lifo-systeem kan gebruikt worden wanneer veroudering van producten niet of minder aan de orde is, of wanneer het verkopen/verbruiken van de nieuwste producten voordelig is. Een praktisch voorbeeld waarin lifo gebruikt wordt zou een distributeur van bakstenen zijn, aangezien alle bakstenen hetzelfde zijn is het makkelijker om de bakstenen voorin de loods (de nieuwste) als eerste te verkopen.
Wat wordt bedoeld met een veiligheidsvoorraad?
Slide 13 - Open vraag
Een extra voorraad ook wel strategische voorraad genoemd.
Het is 20 november in de groothandel, op welke plek kun je het beste kerstballen opslaan?
A
Verder weg, bovenaan in de stelling.
B
Op een locatie die makkelijk bereikbaar is.
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 15 - Video
Deze slide heeft geen instructies
Slide 16 - Tekstslide
Je gaat een filmpje bekijken van een nieuwere techniek genaamd RFID. Deze techniek, die wordt gezien als de toekomstige vervanger van de streepjescode.
Het maakt het mogelijk om op afstand via radiogolven informatie op te slaan en uit te lezen van een RFID-tag.
De kosten van een individuele RFID-tag zijn nog te hoog (rond de 20 eurocent) om duizenden tags te gebruiken in een bedrijf, maar dit zal met de technologische ontwikkelingen snel veranderen. In de logistiek en in het voorraadbeheer heeft RFID dus zeker de toekomst.
Slide 17 - Tekstslide
Zoals je dus hebt geleerd is het dus van belang dat je op de juiste tijd, de juiste artikelen bestelt. Vaak worden deze bestellingen via een computersysteem gedaan. De meeste bedrijven hebben een geautomatiseerd systeem zodat zelfs de voorraad automatisch wordt bijgehouden en automatisch een bestelling wordt geplaatst wanneer dit nodig is. Hoe werkt dit bij jou op stage?
Slide 18 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 19 - Tekstslide
Je bent nu veel te weten gekomen over de voorraad en het bestellen van producten.
Als afsluiting van de les ga je de webopdracht maken. Deze opdracht gaat over de retouren die consumenten doen. Met andere woorden een klant besteld bij een bedrijf en stuurt het pakketje retour. Hoe gaat dit in zijn werk? Maak de bijbehorende opdracht in Word.
Zet de link in de chat.
Slide 20 - Link
Deze slide heeft geen instructies
Wat heb je geleerd van de webopdracht?
Slide 21 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
