Aussprache

Aussprache
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Aussprache

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vokale (klinker)
klinker
spreek je uit als 
voorbeeld
a
a of aa
kann - langsam
e
e of ee
sprechen - mehr
i
i of ie
bitte - Kilo
o
o of oo
Holland - wiederholen
u
oe
Hamburg - Buch

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Adresse
fahren
Kamm
Esel
essen
 liegen
Igel
trinken


Ohr
Loch
drucken
Buch
nur 
Umweg
Fluss
Unterricht

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Umlaute
spreek je uit als
voorbeeld
ä
ee of é
Mädchen, Käse
ö
eu
können, mögen
ü
uu
Küche, Kühe

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A
hatte
der Laden
der Magen
fahre


Ä
hätte
die Läden
die Mägen
 Fähre

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

O
Ofen
Locher
mochte
sollte
Moller
Moser
froh



Ö
Öfen
Löcher
möchte
söllte
Möller
Möser
fröh


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

U

Bucher
Mutter
Kuhn
musste
Muller
bluten
wurde

Ü

Bücher
Mütter
kühn
müsste
Müller
Blüten
würde

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diphthonge
  • eu = oi
  • äu = oi

  • ei = ai
  • au = au
  • ai = ai
     Aufgabe: Bedenk bij elke klank een Duits woord.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EU

der Euro
Europa
euch
eure
Leute



ÄU

die Häuser
die Sträuße
die Bäuche

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AU

das Haus
der Strauß
der Bauch



ÄU

die Häuser
die Sträuße
die Bäuche

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aussprache - Zischlaute

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sp  /  St
sp  ->  schp                         Sport, Spaß, spielen
st   ->  scht                           Stadt, Straße, stehen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aussprache
Zentrum
sauer
Spaß
Start
spielen
Wildwasserbahn
Blaukraut
Fische
Straße
spät
üben
sein
Polizei
hören
Brautkleid
Fischer

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"g" - "ch"
de "g" klinkt als Engelse "g" > goodluck - Guten Morgen

ch
Ach-Laut
Ich-Laut

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aussprache
  • Ich-Laut & Ach-Laut

  • ch nach a, o, u und au --> Ach-Laut
  • ch nach anderen Vokalen (klinkers) und Konsonanten (medeklinkers)  --> Ich-Laut (zachte g)
  • ch + s  -->  ks        (sechs, Lachs)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

jetzt du!

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welche Aussprache ist richtig?
Kuh
A
oe
B
uu

Slide 18 - Quizvraag

du
Welche Aussprache ist richtig?
hören
A
o
B
eu
C
oi
D
oo

Slide 19 - Quizvraag

Wörter
Welche Aussprache ist richtig?
Mädchen
A
a
B
aa
C
e
D
ee

Slide 20 - Quizvraag

käse
Aussprache - Zischlaute

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aussprache
Wie sagt man:

Kapitän
Sauer
Spaß
Spät


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aussprache
Wie sagt man:
Spaß
Spät
üben
Sein
Polizei
hören


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"g" - "ch"
de "g" klinkt als Engelse "g" > goodluck - Gutemorgen

ch
na "a - o u of au" (AUTO) klinkt de "ch" hard (ach-laut): lachen
na andere klanken zacht (ich-laut): Milch, leicht


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aussprache
  • Ich-Laut & Ach-Laut

  • ch nach a, o, u und au --> Ach-Laut
  • ch nach andere Vokale (klinkers) und Konsonanten (medeklinkers)  --> Ich-Laut (zachte g)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ach-Laut
De harde 'g'

Na een a, o, u of au

Voorbeelden:
auch
Knochen
machen





 



Ich-Laut
De zachte/Limburgse 'g'

De rest

Voorbeelden:
nicht
leicht
Mädchen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ich-Laut
Ach-Laut
Nacht
Tochter
Töchter
München
leicht
brauchen
Rechnung
Handtuch

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

  1. groß
  2. gern
  3. Gemüse
  4. Grünkohl
  5. Gurke
  6. Geburtstag
  7. Honig
  8. wenig
  9. wichtig
  10. ruhig
  11. zwanzig
  12. dreißig 
  1. ich
  2. acht
  3. Milch
  4. Pech
  5. auch
  6. Buch
  7. Lachs
  8. Wachs
  9. Fuchs
  10. Ochs
  11. sechs
  12. Wachs 
Aussprache g & ig
Aussprache ch & chs

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welche Aussprache stimmt?
A
Ost-Deutschland nennt man auch DDR.
B
BRD bedeutet: Bundes Republik Demokratie
C
West-Deutschland nennt man auch DDR
D
DDR bedeutet: Die Deutsche Republik

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jetzt du!

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies