Aussprache

Aussprache
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Aussprache

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Erklärung: Vokale (klinkers)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A
Adresse
fahren
E
Esel
essen
 I
Igel
trinken

O 
Ohr
Loch
U
Buch
nur 
Umweg
Fluss
Unterricht

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Umlaut

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jetzt du!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A
hatte
der Laden
der Magen
Klasse
Straße
hacken

Ä
hätte
die Läden
die Mägen
das Mädchen
die Fähre
Ägypten

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

O
der Ofen
das Loch
der Frosch
groß
der Kloß
Rosenheim

Ö
die Öfen
die Löcher
die Frösche
größer
die Klöße
Köln

Rörig

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

U

das Buch
die Mutter

Ulm
Stuttgart
Hamburg
Ü

die Bücher
die Mütter

München
Düsseldorf
Nürnberg

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welche Aussprache ist richtig?
Kuh
A
oe
B
uu

Slide 10 - Quizvraag

du
Welche Aussprache ist richtig?
München
A
oe
B
uu

Slide 11 - Quizvraag

du
Welche Aussprache ist richtig?
Köln
A
o
B
eu

Slide 12 - Quizvraag

du
Diphthonge
  • eu = oi
  • äu = oi

  • ei = ai
  • au = au

     Aufgabe: Bedenk bij elke klank een Duits woord.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EU

der Euro
Europa
euch
eure
Leute



ÄU

die Häuser
die Sträuße
die Bäuche

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AU

das Haus
der Strauß
der Bauch



ÄU

die Häuser
die Sträuße
die Bäuche

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welche Aussprache ist richtig?
hören
A
o
B
eu
C
oi
D
oo

Slide 16 - Quizvraag

Wörter
Welche Aussprache ist richtig?
Mädchen
A
a
B
aa
C
e
D
ee

Slide 17 - Quizvraag

käse
Wörter mit eu, äu, ei, au

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aussprache - Zischlaute

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sp  /  St
sp  ->  schp                         Sport, Spaß, spielen
st   ->  scht                           Stadt, Straße, stehen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aussprache
Wie sagt man:

Zentrum
Sauer
Spaß
Start


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aussprache
Wie sagt man:
Straße
Spät
üben
Sein
Polizei
hören


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"g" - "ch"
de "g" klinkt als Engelse "g" > goodluck - Guten Morgen

ch
Ach-Laut
Ich-Laut

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aussprache
  • Ich-Laut & Ach-Laut

  • ch nach a, o, u und au --> Ach-Laut
  • ch nach andere Vokale (klinkers) und Konsonanten (medeklinkers)  --> Ich-Laut (zachte g)
  • ch + s  -->  ks        (sechs, Lachs)

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aufgabe: Sleep de woorden naar de juiste klank.
ich-Laut
ach-Laut
Tochter
sechzig
Nächte
Nacht
Milch
suchen

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich-Laut
Ach-Laut
Macht
Tochter
Töchter
München
leicht
brauchen
Rechnung
Handtuch

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

  1. groß
  2. gern
  3. Gemüse
  4. Grünkohl
  5. Gurke
  6. Geburtstag
  7. Honig
  8. wenig
  9. wichtig
  10. ruhig
  11. zwanzig
  12. dreißig 
  1. ich
  2. acht
  3. Milch
  4. Pech
  5. auch
  6. Buch
  7. Lachs
  8. Wachs
  9. Fuchs
  10. Ochs
  11. sechs
Aussprache g & ig
Aussprache ch & chs

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aussprache
Wie sagt man:

Ich brauche auch ein Buch.
Manche Menschen lachen nicht.


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Das -n am Ende des Wortes
In het Duits spreek je de -n aan het eind van een woord altijd uit.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jetzt du!

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ach-Laut
De harde 'g'

Na een a, o, u of au

Voorbeelden:
auch
Knochen
machen





 



Ich-Laut
De zachte/Limburgse 'g'

De rest

Voorbeelden:
nicht
leicht
Mädchen

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ach-Laut

das Buch
das Loch
das Dach
der Bauch


Ich-Laut

die Bücher
die Löcher
die Dächer
die Bäuche

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kochen
machen
dichten
sprechen
krachen
schichten
stechen
lachen
die Sicht
der Specht
das Dach
der Lauch
der Fluch
die Fläche
die Sprüche
die Geschichte

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies