Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Herhalen thema 2 taal actief gr 4
Oefenen met taal
Thema 2
We gaan oefenen met alle dingen die we geleerd hebben. Tussendoor worden er ook vragen gesteld over de woordenschat.
1 / 24
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Taal
Basisschool
Groep 4
In deze les zitten
24 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Oefenen met taal
Thema 2
We gaan oefenen met alle dingen die we geleerd hebben. Tussendoor worden er ook vragen gesteld over de woordenschat.
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een ander woord voor vertrekken?
A
Onderweg zijn
B
Op pad gaan
C
De bestemming bereiken
D
De kust
Slide 2 - Quizvraag
Slide 3 - Tekstslide
Een werkwoord is...
A
Een mens, dier of ding
B
De, het of een
C
Iets dat je kunt doen
D
Een bijvoeglijk naamwoord
Slide 4 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
Papa drinkt een kop koffie.
A
drinkt
B
koffie
C
Papa
D
een
Slide 5 - Quizvraag
Is het hier eb of vloed?
A
Eb
B
Vloed
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het werkwoord?
De vogel wandelt door het gras.
A
vogel
B
de
C
het
D
wandelt
Slide 7 - Quizvraag
De auteur
De illustrator
Een plaatje
De tekst
De schrijver
Slide 8 - Sleepvraag
Slide 9 - Tekstslide
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De gladde schol zwemt.
A
De
B
gladde
C
schol
D
zwemt
Slide 10 - Quizvraag
Waar staan de woorden in de goede volgorde?
A
Blije het meisje.
B
Meisje het blije.
C
Meisje blije het.
D
Het blije meisje.
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor:
het bewegen van water
A
De stroming
B
Het getijde
C
De golf
D
De baars
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De slome slak kruipt.
A
slak
B
slome
C
de
D
kruipt
Slide 13 - Quizvraag
Waar staan de woorden in de goede volgorde?
A
Bloem de gele.
B
De bloem gele.
C
De gele bloem.
D
Gele de bloem.
Slide 14 - Quizvraag
Hoe noem je een stel dingen die bij elkaar horen?
A
Fris
B
De kust
C
Het gedicht
D
De serie
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Waar staan de punten op de goede plek?
A
De kinderen. zijn blij. ze gaan. met de bus.
B
De kinderen zijn blij. ze gaan met de bus.
C
De kinderen zijn blij ze gaan met de bus...
D
De kinderen zijn blij. ze gaan met de bus
Slide 17 - Quizvraag
Waar staan de punten op de goede plek?
A
Het ei valt de grond is vies
B
Het ei valt de grond is vies...
C
Het ei valt. de grond is vies.
D
Het ei. valt. de grond is vies
Slide 18 - Quizvraag
Langzaam
Snel
Opeens
Geleidelijk
Slide 19 - Sleepvraag
Slide 20 - Tekstslide
Typ verkleinwoorden
Slide 21 - Woordweb
-tje
-pje
-je
huis
bloem
stoel
lamp
vogel
Slide 22 - Sleepvraag
Wat is de rijmklank in stoel en gevoel?
Slide 23 - Open vraag
Als je muzikaal bent, waar ben je dan goed in?
A
Graag naar huis willen
B
Ziek zijn
C
Iets lijkt dan lang te duren
D
Muziek maken
Slide 24 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Quiz taal thema 3
November 2023
- Les met
22 slides
Taal
Basisschool
Groep 4
Lidwoorden - OKAN
September 2023
- Les met
33 slides
NT2
Secundair onderwijs
TV klas 4 thema 1
September 2023
- Les met
14 slides
Lidwoorden - OKAN
September 2024
- Les met
28 slides
NT2
Secundair onderwijs
W1 - NE C: herhaling woordleer
November 2023
- Les met
12 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
W1 - NE C: herhaling woordleer
Augustus 2024
- Les met
12 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Spelling 4, 5 en 6
Februari 2022
- Les met
23 slides
Other languages
Secondary Education
Metataal zelfstandig verwerken lw, ww, znw, bvnw, vz
April 2024
- Les met
13 slides
Taal
Basisschool
Groep 4,5