Luisteren examenvoorbereiding

Luisteren en woordenschat
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Luisteren en woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je over luisteren?

Slide 2 - Open vraag

Wat wil je leren over luisteren?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Aantekeningen maken: wat is handig om te doen? Meer antwoorden mogelijk!
A
Hele zinnen opschrijven
B
Afkortingen gebruiken
C
Steekwoorden opschrijven
D
Niets opschrijven

Slide 6 - Quizvraag

Hoe kun je in een luistertekst herkennen dat het om een mening van iemand gaat? Meer antwoorden mogelijk!

Slide 7 - Open vraag

Welk signaalwoord wordt niet gebruikt bij het geven van een mening?
A
omdat
B
aangezien
C
dus
D
toen

Slide 8 - Quizvraag

Woordenschat
Wat is van belang is bij het begrijpen van onbekende woorden in een tekst?

Slide 9 - Tekstslide

Een onbekend woord!
Wat kun je doen?

Slide 10 - Woordweb

Als je een woord niet kent kun je: 
* Kijken of er ergens een synoniem van het woord staat;
* De hele alinea lezen en kijken of het ergens wordt uitgelegd;
* Voorbeelden zoeken. Soms kun je het daaruit afleiden;
* Tegenstelling in de tekst? Ken je dat woord wel ? --> afleiden;
* Afbeelding aanwezig? Kun je daar iets uit afleiden?;
* Naar het woord kijken. Herken je delen van het woord? Herken je voor- of achtervoegsels?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Figuurlijk taalgebruik
Soms zijn woorden niet letterlijk gebruikt, maar gebruikt de spreker of schrijver het om iets mooier te maken, of te overdrijven. 

Bijvoorbeeld: Bergen verzetten. Dat doe je niet letterlijk. Het betekent dat je heel veel werk verricht. 

Uitdrukkingen en gezegden zijn ook voorbeelden van figuurlijk taalgebruik.

Slide 13 - Tekstslide

Een vinger in de pap hebben
betekent
A
met je handen eten
B
invloed hebben
C
doodmoe zijn
D
waardevol zijn

Slide 14 - Quizvraag

Zijn neus voor iets ophalen
betekent
A
snotteren
B
je ergens mee bemoeien
C
iets minderwaardig vinden
D
niet opletten

Slide 15 - Quizvraag

Iemand links laten liggen
betekent
A
iemand inhalen
B
je geen zorgen maken
C
je hand naar iemand uitsteken
D
je niet met iemand bemoeien

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Link

Wat is de grap van dit filmpje?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 21 - Open vraag

Bedankt en succes!

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link