Werkwoordsvormen
Moet je een werkwoord spellen, bepaal dan eerst in welke vorm het staat.
Persoonsvorm tt
Bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd schrijf je de ik-vorm, ik-vorm + t of het hele werkwoord.
Persoonsvorm vt
Bij klankveranderende werkwoorden hoor je meestal wel hoe je de persoonsvorm vt schrijft. Bij klankvaste werkwoorden schrijf je: ik-vorm + te(n) of de(n).
Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord van een klankveranderend werkwoord schrijf je zoals het klinkt. Het voltooid deelwoord van een klankvast werkwoord eindigt meestal op een -t of -d.
Bijvoeglijk naamwoord
Voor het schrijven van het bijvoeglijk naamwoord bestaan vaste regels.
Werkwoorden uit het Engels
worden als beide, sommige, enkele en vele schrijf je soms met een –n en soms niet.
Alleen bij personen, maar niet als er een zelfstandig naamwoord achter staat.
Lastige letters. Schrijf je p of pp, r of rr?
Woorden met een p-klank schrijf je soms met één p en soms met twee. Ook bij woorden met een r-klank schrijf je soms één r en soms twee.
Samenstelling
In sommige samenstellingen schrijf je een s (dorpswinkel), maar als het tweede deel van de samenstelling met een s begint, hoor je dat niet goed (dorpsstraat).
Trema
Om ervoor te zorgen dat je de woorden goed leest, plaats je een trema. Dat trema zet je boven de letter waar een nieuwe klank begint.
Citaten
Voor het schrijven van citaten gebruik je regels.
Aanhalingstekens, dubbele punt, komma, hoofdletters
Komma
Een komma gebruik je op een plek in de zin waar de lezer even pauze kan nemen.