SP2A: Lezen H2; 3 oktober t/m 7 oktober

Weektaak 3 oktober t/m 
7 oktober
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Weektaak 3 oktober t/m 
7 oktober

Slide 1 - Tekstslide

Belangrijke data
- 5 okt; Repetitie H1:
De volgende zaken moet je beheersen;
* Lezen H1
* Woordenschat H1
* PV- O- Gez
* samengestelde zin
* PV in de TT
* PV in de VT

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet je aan het eind van de week kennen en kunnen?

Deze week leer je de volgende zaken;
- Persoonsvorm in de TT en VT
- Je moet de persoonsvorm, onderwerp en het gezegde in een zin kunnen vinden.
- Je moet weten wat een samengestelde zin is.

Slide 4 - Tekstslide

Maandag
Boek lezen
Huiswerk nakijken
Taalverzorging H1;  TT en VT

Slide 5 - Tekstslide

DOEL

SPELLING VAN DE PERSOONSVORM

IN TT EN VT

- je kent de stam van een werkwoord

- je weet wat zwakke en sterke ww zijn

- je kunt de pv in de tt en vt goed spellen

Slide 6 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 7 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit





geloven - en = gelov

reizen - en = reiz

lopen - en = lop



Slide 8 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm





geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 9 - Tekstslide

1. Spelling

van de persoonsvorm


in de

tegenwoordige tijd

Slide 10 - Tekstslide

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 11 - Tekstslide

1. STAM

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 12 - Tekstslide

2. STAM + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de stam + t


jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 13 - Tekstslide

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 14 - Tekstslide

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
de ik-vorm
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 15 - Quizvraag

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
de het-vorm
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 16 - Quizvraag

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
jij achter het werkwoord
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 17 - Quizvraag

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
jullie
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 18 - Quizvraag

Huiswerk
Herhaling taalverzorging grammatica; PV- O- Gez

Maken opdracht 5, 6, 7 en 8 in de digitale methode

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Dinsdag
- 10 minuten stillezen
- Vragen betreffende de toets van morgen
- Taalverzorging oefenen toets
   > ga naar digitale boek, planning!!!

Slide 21 - Tekstslide

PV in de verleden tijd
Sterke ww (klank verandert in de VT; lopen > liep
                                                                             denken > dacht
Zwakke ww;   Gebruik 't e x   k f s ch i p    + TE(N)
                         -de of -den; scoren > scoorde of scoorden
                                                    plenzen > plensde of plensden
                         - te of -ten ;  poffen > pofte of poften
                                                    wensen > wenste of wensten

Slide 22 - Tekstslide

Woensdag
- Toets; Taalverzorging H1
- Boek lezen





Slide 23 - Tekstslide

Tot slot
Succes!

Slide 24 - Tekstslide

Namen

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Slide 28 - Tekstslide