a01-06 agones thema 1 2022kf

       Οἱ ἀγῶνες
bij Argo les 1-7
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

       Οἱ ἀγῶνες
bij Argo les 1-7

Slide 1 - Tekstslide

Ἀγών 2: de leeuw van Nemea

Slide 2 - Tekstslide

Lidwoord

Slide 3 - Tekstslide

Noteer de volgende vormen van het lidwoord: 
1. nom. F. sg.
2. dat. M. pl.
3. acc. N pl.
4. gen. M. sg.
5. dat. F. sg.

M = mannelijk
F= vrouwelijk
N = onzijdig
sg. = enkelvoud
pl. = meervoud

Slide 4 - Tekstslide

Noteer de volgende vormen van het lidwoord: 
1. nom. F. ev.
2. dat. M. mv.
3. acc. O. mv.
4. gen. M. ev.
5. dat. F. ev.

M = mannelijk
F= vrouwelijk
O = onzijdig

Slide 5 - Tekstslide

Noteer de volgende vormen van het lidwoord: 
1. nom. F. sg.     
2. dat. M. pl.      τοις
3. acc. N pl.        τα
4. gen. M. sg.    του
5. dat. F. sg.       τῃ

5 goed = 2 punten, 
4 goed = 1 punt 

Slide 6 - Tekstslide

Ἀγών 3: de hydra van Lerna

Slide 7 - Tekstslide

Naamwoord

Slide 8 - Tekstslide

Noteer de vorm die ontbreekt om het rijtje compleet te maken: 
  1. θρόνοι - θρόνος - θρόνων - θρόνους - θρόνου - θρόνον - θρόνοις
  2. δένδρον - δένδρῳ - δένδρων - δένδρον - δένδροις - δένδρα - δένδρα
  3. Ῥεαν - Ῥεας - Ῥεα

Slide 9 - Tekstslide

Noteer de vorm die ontbreekt om het rijtje compleet te maken: 
  1. θρόνοι - θρόνος - θρόνων - θρόνους - θρόνου - θρόνον - θρόνοις  θρονῳ
  2. δένδρον - δένδρῳ - δένδρων - δένδρον - δένδροις - δένδρα - δένδρα  δένδρου
  3. Ῥεαν - Ῥεας - Ῥεα    Ῥεᾳ    

Slide 10 - Tekstslide

Ἀγών 4: de hinde van Artemis

Slide 11 - Tekstslide

Naamwoord
4 goed = 0,1 
5 goed = 0,2

Slide 12 - Tekstslide

Determineer de volgende vormen:
  1. θεον      
  2. ἱππων
  3. κορᾳ
  4. τεκνου
  5. μαχας 
Determineer = Noteer naamval, geslacht en getal

Slide 13 - Tekstslide

Determineer de volgende vormen:
  1. θεον          acc M ev
  2. ἱππων        gen M mv
  3. κορᾳ          dat F ev
  4. τεκνου      gen N ev
  5. μαχας        acc F mv
5 goed = 0.2  
4 goed = 0.1 

Slide 14 - Tekstslide

Ἀγών 6: het zwijn van Erymanthos

Slide 15 - Tekstslide

woorden
 5 goed = 3 punten, 4 goed = 2 punt, 3 goed = 1 punt

Slide 16 - Tekstslide

ὁ ποταμός

Slide 17 - Open vraag

ἀεί

Slide 18 - Open vraag

βλέπω

Slide 19 - Open vraag

γάρ

Slide 20 - Open vraag

τὸ πῦρ

Slide 21 - Open vraag

Naamvallen
 5 goed = 2 punten, 4 goed = 1 punt 

Slide 22 - Tekstslide

Noteer of de stelling goed of fout is:
  1. De enige functie van de nominativus is onderwerp.
  2. Een meewerkend voorwerp staat in de dativus.
  3. Een genitivus vertaal je meestal met 'met'.
  4. De dativus in het Grieks heeft meer functies dan in het Latijn.
  5. Voorzetsels zijn altijd + dativus of + accusativus.

Slide 23 - Tekstslide

Noteer of de stelling goed of fout is:
  1. De enige functie van de nominativus is onderwerp. fout
  2. Een meewerkend voorwerp staat in de dativus.  goed
  3. Een genitivus vertaal je meestal met 'met'.  fout
  4. De dativus in het Grieks heeft meer functies dan in het Latijn. goed
  5. Voorzetsels zijn altijd + dativus of + accusativus. fout
5 goed = 2 punten, 4 goed = 1 punt 

Slide 24 - Tekstslide