Naamvallen herhaling basis (ontleden 1ste, 3de en 4de)

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
                Lernziele dieser Unterrichtsstunde:

1. Je weet hoe je het stappenplan naamvallen moet gebruiken.
2. Je kunt zinnen in het Duits ontleden.
3. Je kent de vormen van het persoonlijk voornaamwoord.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
                Lernziele dieser Unterrichtsstunde:

1. Je weet hoe je het stappenplan naamvallen moet gebruiken.
2. Je kunt zinnen in het Duits ontleden.
3. Je kent de vormen van het persoonlijk voornaamwoord.

Slide 1 - Tekstslide

Hausaufgaben besprechen
- D Lesen 15+16
- Lernliste Kapitel 3 S. 88+89. 

Slide 2 - Tekstslide

Antworten Aufg. 15

1 Luft anhalten
2 Eiswasser trinken
3 Druck aufbauen
4 Die Augen schließen
5 In eine Tüte atmen
6 Sich erschrecken lassen
2 A
3 C
4 Een hap adem nemen, je mond dicht doen, je neus dichtknijpen en dan de lucht naar je borstkas persen.
5 C
6 B
7 B
8 tip 4, want je kunt misselijk worden en 5, want je kunt flauwvallen.
c) Tip 1, 3 en 4, omdat je met deze tips niemand stoort. 

















Antworten Aufgabe 16



1 lukken
2 ongeveer
3 misselijk
4 de hersenen
5 gebruiken, toepassen
6 flauwvallen
7 het tekort
8 de poos

Aufgabe 17
1 Bremen, Fulda, Basel (Zwitserland)
2 Eigen antwoord, bijvoorbeeld: KAF, want het lijkt me leuk om een keer door het hart te lopen.
3 Eigen antwoord.
4 Leiden: Corpus, Amsterdam: Body Worlds 

















Controleer je antwoorden. De docent komt voorbij om huiswerk te checken.
 KPT 2 
D Lesen (15-16) 

Slide 3 - Tekstslide

Overhoring Lernliste
Vertaal: De kiespijn

Slide 4 - Open vraag

Overhoring Lernliste
Vertaal: De verkoudheid

Slide 5 - Open vraag

Overhoring Lernliste
Vertaal: Beterschap!

Slide 6 - Open vraag

Overhoring Lernliste
Vertaal: het ongeluk

Slide 7 - Open vraag

Overhoring Lernliste
Vertaal: gewond

Slide 8 - Open vraag

Het persoonlijk voornaamwoord
Het persoonlijk voornaamwoord kent in het Duits ook naamvallen

Slide 9 - Tekstslide

Waarom naamvallen?
Nederlandse voorbeelden:
Ik hoor jij niet.* → Ik hoor jou niet. 
Waarom helpt zij hij niet?* → Waarom helpt zij hem niet? 
Hij vertelt zij niet de waarheid.* → Hij vertelt haar niet de waarheid.   

(!) Naamvallen zijn dus gewoon zinsdelen!

Slide 10 - Tekstslide

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de eerste naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
persoonsvorm

Slide 11 - Quizvraag

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de vierde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de derde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 13 - Quizvraag

Meine Mutter hat einen kleinen Bruder.
Welke naamvallen zitten in deze zin
timer
1:00
A
1e + 4e
B
3e + 4e
C
1+3e

Slide 14 - Quizvraag

BELANGRIJK: Stappenplan naamvallen
Bekijk het stappenplan. 
Vorig jaar geleerd: 
- Naamvallen + betekenis. 
- Persoonlijk voornaamwoord + betekenis. 

Nieuw:
- Persoonlijk vnw + voorzetsel
- Persoonlijk vnw door ontleden.

Slide 15 - Tekstslide

Aantekening grammatica E
Grammatik A: Vierde naamval door ontleden.
Grammatik B: Derde naamval door ontleden.
Maak je eigen aantekeningen tijdens het kijken!

Slide 16 - Tekstslide

Kurz üben...

Slide 17 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord U in de 4e naamval is?
A
sie
B
Sie
C
euch
D
ihn

Slide 18 - Quizvraag

Het persoonlijk voornaamwoord jij in de 3e naamval is?
A
du
B
dich
C
ihr
D
dir

Slide 19 - Quizvraag

Het persoonlijk voornaamwoord het in de 3e naamval is?
A
es
B
ihm
C
mir
D
sie

Slide 20 - Quizvraag

Het persoonlijk voornaamwoord jullie in de 1ste naamval is?
A
ihr
B
euch
C
Ihnen
D
euer

Slide 21 - Quizvraag

Het persoonlijk voornaamwoord zij in de 4de naamval is?
A
ihr
B
ihn
C
sie
D
Sie

Slide 22 - Quizvraag

Deze vormen moet je kennen: STAMPEN!

Slide 23 - Tekstslide

Oefenen! 
- Ga nu verder met de oefeningen van E Grammatik op Neue Kontakte online.
- Bekijk tussendoor de uitlegvideo's van Grammatik A en B. 
- Laat dit tabblad open voor het einde van de les!

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste dat je deze les geleerd hebt?

Slide 25 - Woordweb

Om te onthouden:
1) Naamvallen is een ander woord voor zinsdeel.
2) 1e naamval = Onderwerp, 
3e naamval Meewerkend voorwerp, 
4e naamval Lijdend voorwerp.
3) Je kunt de goede naamval bepalen als er een voorzetsel in de zin staat of door te ontleden als dat niet zo is. 
4) De juiste vormen van de persoonlijk voornaamwoorden moet je uit je hoofd leren.

Slide 26 - Tekstslide