H4.3 Wortels vermenigvuldigen

denken en delen

twee denkopdrachten.

Eerst denk je zelf en noteer je je antwoord

Daarna bespreek je samen jullie antwoorden

Formuleer ten slotte jullie gezamenlijke antwoord.

1 / 14

Slide 1: Tekstslide

WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Lesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

denken en delen

twee denkopdrachten.

Eerst denk je zelf en noteer je je antwoord

Daarna bespreek je samen jullie antwoorden

Formuleer ten slotte jullie gezamenlijke antwoord.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag leren we wortels vermenigvuldigen

4 x 9 = 36. Dat klopt.

Klopt dit dan ook? Een onderzoekje:

\sqrt ​ 4 ​ ​ ​ \cdot \sqrt ​ 9 ​ ​ ​ = \sqrt ​ 36 ​ ​ ​

Slide 4 - Tekstslide

regel voor vermenigvuldiging met wortels

de getallen onder de worteltekens mag je met elkaar vermenigvuldigen.

bijvoorbeeld:

Slide 5 - Tekstslide

schrijf zo kort mogelijk

je geeft het exacte antwoord.

dus

\sqrt ​ 2 ​ ​ ​ \cdot \sqrt ​ 18 ​ ​ ​ = \sqrt ​ 2 \cdot 18 ​ ​ ​ = \sqrt ​ 36 ​ ​ ​ = 6

\sqrt ​ 5 ​ ​ ​ \cdot \sqrt ​ 2 ​ ​ ​ = \sqrt ​ 5 \cdot 2 ​ ​ ​ = \sqrt ​ 10 ​ ​ ​

Slide 6 - Tekstslide

even samen oefenen

Slide 7 - Tekstslide

rekenregel:

2 \sqrt ​ 11 ​ ​ ​ \cdot 4 \sqrt ​ 3 ​ ​ ​ =

4 \sqrt ​ 2 ​ ​ ​ \cdot \sqrt ​ 50 ​ ​ ​ =

3 \sqrt ​ 5 ​ ​ ​ \cdot 7 =

Slide 8 - Tekstslide

inzicht: hoe bereken je de oppervlakte?

Slide 9 - Tekstslide

zelf oefenen

veel oefenen = steeds makkelijker

Maak opg. 19 t/m 24 + leerdoelen

Laatste 15 minuten alles doorelkaar

timer

15:00

Slide 10 - Tekstslide

Afsluiten

Pak je leerdoelenmuurtje erbij

- Wat heb je vandaag geleerd?

- Wat is het verschil met de lesstof van gister?

Slide 11 - Tekstslide

ik kan vermenigvuldigen met wortel-getallen

Slide 12 - Tekstslide

door elkaar

3 \sqrt ​ 5 ​ ​ ​ + 2 \sqrt ​ 5 ​ ​ ​ - 5 \sqrt ​ 5 ​ ​ ​ =

\sqrt ​ 7 ​ ​ ​ - 3 \sqrt ​ 7 ​ ​ ​ + 7 \sqrt ​ 2 ​ ​ ​ =

3 \sqrt ​ 5 ​ ​ ​ \cdot 4 \sqrt ​ 6 ​ ​ ​ =

3 \sqrt ​ 6 ​ ​ ​ + 2 \sqrt ​ 2 ​ ​ ​ \cdot 2 \sqrt ​ 3 ​ ​ ​ =

3 \sqrt ​ 3 ​ ​ ​ \cdot 3 \sqrt ​ 12 ​ ​ ​ =

\frac{​ 1 ​ ​}{​ 4 ​} \sqrt ​ 16 ​ ​ ​ =

(\sqrt ​ 25 ​ ​ ​)^{​ 2 ​ ​} =

(\sqrt ​ 13 ​ ​ ​)^{​ 2 ​ ​} \cdot \sqrt ​ 4 ​ ​ ​ =

23 \sqrt ​ 5 ​ ​ ​ + 7 \sqrt ​ 5 ​ ​ ​ - 23 \sqrt ​ 5 ​ ​ ​ =

- 3 \sqrt ​ 6 ​ ​ ​ \cdot - 5 \sqrt ​ 3 ​ ​ ​ =

Slide 13 - Tekstslide

reflectie

Slide 14 - Tekstslide

H4.3 Wortels vermenigvuldigen

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Meer lessen zoals deze

H4.3 Wortels vermenigvuldigen

H3.2 Wortels optellen en aftrekken

H4.2 Wortels optellen en aftrekken

H4.2 Wortels optellen en aftrekken

Domein 1 getallen H 4 les 1 Rekenregels

wortels

Startrekenen VO 2F H6 - les 4

9.0 Voorkennis