H4 Lezen tekstverbanden

Lezen in leesboek
timer
15:00
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lezen in leesboek
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesinhoud
Lezen in leesboek (15)
Herhaalvraag  H1 t/m H3 (5)
Nieuwe theorie H4 (5)
Samen oefenen (10)
Zelf aan de slag (35)

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 1 H3 Lezen blz. 77
1. Eigen antwoord
2. Er wordt een voorbeeld gegeven en het onderwerp wordt duidelijk
3. 1) Er gebeurt iets | 2) iemand wordt letterlijk geraakt (door een tomaat)
4. Een plaatsje waar niets gebeurt, saai
5. Boven alinea 2: herkomst / ontstaan. Boven alinea 3 Feest / Festival
6. Mensen of teksten die informatie geven
7. Al snel
8. Iets dat al lang bestaat / klassiek (herken: traditie)
9. Het is een informatieve tekst van internet over La Tomatina, dat heeft vaak geen slot
10 C In het Spaanse Bunol wordt eind augustus altijd La Tomatina gevierd, met als hoogtepunt een tomatengevecht

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 4 H3 Lezen blz. 80
1. Eigen antwoord 2. Alinea 1 en 2, hierin wordt het onderwerp duidelijk
3. Door te laten zien dat niet iedereen Valentijnsdag waardeert 4. zie Classroom of online methode 5. Aan de start van alinea 4: Een andere Romeinse versie
6. a) soldaten mochten niet trouwen b) ze mochten niet afgeleid worden c) dat zou nadelig zijn
7. Door Amerikanen is het feest van Valentijn uitgegroeid tot wat het nu is
8. Ze deden goede zaken met het buitenland en wilden dat uitbreiden naar eigen land
9. De welvaart nam toe en Amerikaanse cultuur kreeg een prominente plek
10. Nee zie de laatste zin van de tekst (stiekem hopen op kaartje of bloemetje)
11. Geen samenvatting of conclusie (maar sluit wel aan op inleiding)
12 D Valentijn kent een vage herkomst en wordt wel gevierd in Nederland maar niet door iedereen

Slide 5 - Tekstslide

Oriënterend lezen
Globaal
lezen
Zoekend 
lezen
Precies
lezen
Je leest de eerste en laatste zinnen van elke alinea.
Je kunt de hoofdgedachte bepalen.
Je leest de eerste 
alinea en let op de tekst als geheel.
Je let op opvallende tekens/tussenkopjes om daar verder te lezen, info vinden
Je kunt het onderwerp bepalen.
Je wilt de vertrektijd van de trein weten 
Je leest de tekst heel aandachtig van het begin tot het eind.
Je kunt de deelonderwerpen bepalen.

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Tekstslide

Wat ga je leren?
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Deze samenhang noem je een tekstverband

Je leert dat je een tekst beter begrijpt als je let op de verbanden

Verbanden kun je vaak herkennen aan een signaalwoord

Slide 8 - Tekstslide

Chronologisch verband


De gebeurtenissen worden in (de juiste) tijdsvolgorde verteld 
 

 




Signaalwoorden

Vroeger, later, nu, eerst, daarna, toen, vervolgens, voordat, nadat, tenslotte, in 1980.., intussen


We begonnen eerst met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein

Slide 9 - Tekstslide

Tegenstellend verband


Er wordt iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde beweerd.   

 




Signaalwoorden
maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds … anderzijds, daar staat tegenover

Evert is een ontzettend avontuurlijke vent. Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven. Ik houd ook van actie, maar hij blijkbaar niet.

Slide 10 - Tekstslide

Opsommend verband

Na een uitspraak of bewering worden verschillende dingen achter elkaar opgenoemd.    


 




Signaalwoorden
ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen … maar ook, ten eerste … ten tweede

Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen.

Slide 11 - Tekstslide

Toelichtend verband

Iemand doet een uitspraak en legt die uit of licht die toe. Vaak gebruikt hij bij de uitleg of de toelichting een voorbeeld. 




Signaalwoorden
dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld, ter toelichting, neem nou, denk aan, zoals.

Het lijkt me niet verstandig die cd nieuw te kopen. Je zou bijvoorbeeld eens op Marktplaats kunnen kijken, waar veel cd’s voor lage prijzen worden aangeboden.

Slide 12 - Tekstslide

Welk verband zie je? Ik ga dadelijk lesgeven. Daarna ga ik pauze houden.
A
Chronologisch
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Toelichtend

Slide 13 - Quizvraag

Welk verband zie je? Piet gaat hardlopen. Ria blijft daarentegen nog even lekker liggen.
A
Chronologisch
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Toelichtend

Slide 14 - Quizvraag

Welk verband zie je? Er zijn veel leuke dingen om te doen, neem nou lezen, gamen, Netflixen en sporten.
A
Chronologisch
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Toelichtend

Slide 15 - Quizvraag

Welk verband zie je? Op school moet je niet alleen leervakken volgen maar ook creatieve en sportieve vakken.
A
Chronologisch
B
Opsommend
C
Tegenstellend
D
Toelichtend

Slide 16 - Quizvraag

Tegenstellend 
verband
Chronologisch 
verband
Toelichtend
verband
Opsommend  
verband
Daarentegen
Vervolgens
Neem nou
Vroeger
Zoals
Ten slotte
Echter
Bovendien

Slide 17 - Sleepvraag

Aan de slag!

Huiswerk maken H4 Lezen:
- opdracht 1 (blz. 109) 
+
- naar keuze: opdracht 2, blz. 110 
 OF opdracht 4, blz.112  

Slide 18 - Tekstslide