Cursus 5 Grammatica Par. 8 Persoonlijk en Bezittelijk voornaamwoord

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

We lezen 10 minuten ssssttttt......
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

DIRECTE INSTRUCTIE:
* Wat:   
Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden 
(blz. 236)
* Hoe
Theorie 
 video-uitleg
(in) oefenen met LessonUp zelfstandig of in tweetallen werken (15 min).
Hoelang: 
20 minuten zelfstandig of in tweetallen maken opdracht  
1, 2, 3 & 4 digitaal lesboek 
(blz. 236-237)
Hulp: 
Resultaat: Je hebt geleerd op de juiste manier met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden te verwijzen.
Extra: Ga lekker puzzelen (blz.264).


Slide 4 - Tekstslide

https://www.youtube.com/watch?v=hQmmEEigeMA
Video-uitleg over persoonlijk en bezittelijke voornaamwoorden en verwijzen daarvan

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat is een verwijswoord?
A
verwijswoord wijst naar een woord wat al eerder genoemd is
B
wijst iets aan
C
heeft last van zijn vinger

Slide 7 - Quizvraag

Een persoonlijk voornaamwoord ...
A
geeft aan van wie iets is
B
zegt iets over een situatie
C
duidt een persoon of ding aan
D
zegt aan wie iets gegeven wordt

Slide 8 - Quizvraag

Weet je nog wat persoonlijke voornaamwoorden zijn? Zoek het persoonlijk voornaamwoord.
A
hem
B
ik
C
haar
D
mijn

Slide 9 - Quizvraag


HAAR is altijd een persoonlijk voornaamwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

HET kan ook een persoonlijk voornaamwoord zijn...
A
Jazeker!
B
Nee!
C
Ik weet het echt niet...

Slide 11 - Quizvraag

Is 'mij' een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Jorn zegt: 'Die oortjes zijn van mij!'
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 12 - Quizvraag

Check!
Waar zie je persoonlijke en bezittelijk voornaamwoorden?
A
de boeken, de badeendjes
B
ik, jouw, zijn
C
lopen, fietsen, rennen
D
lieve, grote, stoere

Slide 13 - Quizvraag

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Hij zag haar gisteren nog in het park.  
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 14 - Quizvraag

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Het was hun idee om een groot feest te organiseren.
  
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 15 - Quizvraag


Is het verwijswoord een 
persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Hun tuin is daar groot genoeg voor.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Ik heb ze van Madelon geleend.

Het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze

Slide 17 - Quizvraag

Zelfstandig/tweetallen
* Maken opdracht 1 , 2, 3 & 4 
digitaal lesboek
(blz.236-237)


Slide 18 - Tekstslide

Evaluatie
*Check jezelf. 
Heb je de doelen bereikt? Kun je nu...

1. Ik weet met welke persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden ik kan verwijzen.
2. Ik weet op welke plaats in de zin de persoonlijke voornaamwoorden komen.

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiten en opruimen
*Wachten op de bel
* Bij vertrek stoel netjes aanschuiven en eventueel 'troep' opruimen.

Slide 20 - Tekstslide