les 3/4: beknopte bijzin

Aan het eind van deze week:
- kun je de juiste regels voor verwijswoorden gebruiken;
- de juiste verwijswoorden op het juiste moment gebruiken;
- kun je een beknopte bijzin herkennen en benoemen.

In het eerste gedeelte van het lesuur gaan we aan de slag met de beknopte bijzin. In het tweede lesuur gaan we bezig met de uiteenzetting. Je krijgt voorbeelden te zien. 


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Aan het eind van deze week:
- kun je de juiste regels voor verwijswoorden gebruiken;
- de juiste verwijswoorden op het juiste moment gebruiken;
- kun je een beknopte bijzin herkennen en benoemen.

In het eerste gedeelte van het lesuur gaan we aan de slag met de beknopte bijzin. In het tweede lesuur gaan we bezig met de uiteenzetting. Je krijgt voorbeelden te zien. 


Slide 1 - Tekstslide

Beknopte bijzin
1. [Toen hij ontsnapte aan de politie], zocht de inbreker een schuilplaats. 
2. [Ontsnapt aan de politie], zocht de inbreker een schuilplaats.

In zin 1 heeft de bijzin een onderwerp en een persoonsvorm
In zin 2 heeft de bijzin geen onderwerp en geen persoonsvorm
In zin 2 heeft de bijzin een denkbeeldig onderwerp: de inbreker

Slide 2 - Tekstslide

Beknopte bijzin
Beknopt = korter / ingekort

  • Een beknopte bijzin heeft geen onderwerp
  • Een beknopte bijzin heeft geen  persoonsvorm
  • Een beknopte bijzin heeft als vorm: te + infinitief, een voltooid deelwoord of een onvoltooid deelwoord

Slide 3 - Tekstslide

Beknopte bijzin
[Op school aangekomen], haalde ik eerst gauw een broodje uit de automaat. 
[Toen ik op school aangekomen was], haalde ik eerst gauw een broodje uit de automaat.

[Trillend van woede], riep mijn zus dat ze haar broek terug wilde. 
[Terwijl ze trilde van woede], riep mijn zus dat ze haar broek terug wilde. 

Amande deed direct aangifte bij de politie [na de fraude te hebben ontdekt].
Amande deed direct aangifte bij de politie, [nadat ze de fraude had ontdekt].

Slide 4 - Tekstslide

Een beknopte bijzin heeft een persoonsvorm
A
juist
B
niet juist

Slide 5 - Quizvraag

Lees de zinnen en bepaal of de zin een gewone bijzin of een beknopte bijzin bevat. 
Beknopte bijzin
Gewone bijzin
Lopend naar de overkant werd hij bijna aangereden. 
Als hij mij belt, loop ik even de vergadering uit. 
Na kampioen te zijn geworden, werden de spelers door het bestuur gefeliciteerd.

Slide 6 - Sleepvraag

Welke van de volgende is een beknopte bijzin
A
Toen ik vanochtend wakker werd, was mijn wekker nog niet gegaan
B
Rennend over de gang, botste de jongen tegen de deur
C
Vandaag ga ik bowlen en morgen gaan we minigolfen
D
Ik hoop dat mijn familie staat te wachten als ik het vliegtuig uitkom

Slide 7 - Quizvraag

Terwijl ik mijn boterham opeet, leer ik nog even voor mijn toets.
Maak er een zin van met een beknopte bijzin en benoem de beknopte bijzin.

Slide 8 - Open vraag

Een beknopte bijzin heeft een onderwerp.
A
juist
B
niet juist

Slide 9 - Quizvraag

Welke beknopte bijzin is correct?
A
Lekker in onze stoelen liggend, dronken we de koude frisdrank.
B
In roomboter gebraden eet hij het vlees met smaak op.
C
Lopend naar de overkant reed de auto hem bijna aan.
D
Na koffie gedronken te hebben, reed de bus verder.

Slide 10 - Quizvraag

Vind de beknopte bijzin met ‘te + infinitief’
A
De stemming goed aanvoelend sloot Elsbeth de vergadering.
B
Na te zijn opgenomen in het hospitaal ontving zij kaartjes.
C
De portemonnee, gevonden op straat, bleek leeg te zijn.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een beknopte bijzin?
A
Zin met persoonsvorm en zonder onderwerp
B
Zin met persoonsvorm en onderwerp
C
Zin zonder persoonsvorm en met onderwerp
D
Zin zonder persoonsvorm en onderwerp

Slide 12 - Quizvraag

Bespreken
Bladzijde 93: opdracht 2

Slide 13 - Tekstslide

Lesuur 2
Uiteenzetting, hoe nu verder? 

Bouwplannen aanpassen aan de hand van een voorbeeld!

Slide 14 - Tekstslide

Uiteenzetting
- In het slot moet de hoofdgedachte staan
- De laatste zin: kortom, .../concluderend...
- Kernzin en hoofdgedachte moeten constaterend zijn en geen vraag




Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld
Hoofdgedachte: Vapen is net zo slecht als roken
Tekststructuur: vraag en antwoord

Slide 18 - Tekstslide

Weet je nu:
- hoe je verschillende soorten samentrekkingen kunt herkennen en gebruiken?
- hoe je een onbepaald voornaamwoord herkent? 
- hoe je verder gaat met je uiteenzetting?
Huiswerk
Grammatica zinsdelen H3
  • opdr. 1 + 2 + 3 + 4 
Grammatica zinsdelen H4
  • opdr. 1 + 2 + 3  (blz. 130/131)

Slide 19 - Tekstslide