e6-H.4-Beknopte bijzin-Gramm.zinsdelen- havo3

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les kun je: beknopte bijzinnen herkennen en gebruiken









1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les kun je: beknopte bijzinnen herkennen en gebruiken









Slide 1 - Tekstslide

Er zijn zinnen met één persoonsvorm en zinnen met meer persoonsvormen. Een zin met één persoonsvorm heet ?

Slide 2 - Open vraag

Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een?

Slide 3 - Open vraag

Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen is een?

Slide 4 - Open vraag

De persoonsvorm staat vaak achter in de zin. Dit is een ?

Slide 5 - Open vraag

De persoonsvorm staat voor in de zin: als eerste of tweede zinsdeel. Dit is een?

Slide 6 - Open vraag

Tussen onderwerp en persoonsvorm kúnnen wel andere zinsdelen staan (bijvoorbeeld het woordje 'niet'). Dit is?


Slide 7 - Open vraag

Een samengestelde zin kan bestaan uit:

twee of meer samengevoegde hoofdzinnen


een hoofdzin met een of meer bijzinnen erin 


een of meer hoofdzinnen met een of meer bijzinnen erin 


Slide 8 - Tekstslide

Voordat we verder gaan

Herhaling H. 1 bijvoeglijke bijzin

Lees je nu zelfstandig de theorie op blz. 28


Jullie krijgen hier quizvragen over

Slide 9 - Tekstslide

Een bijvoeglijke bijzin zegt iets over een ( geef 2 antwoorden)
A
persoonsvorm
B
voornaamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quizvraag

een bijvoeglijke bijzin is
A
een zin en heeft een persoonsvorm
B
is een zin, maar zonder persoonsvorm
C
is geen zin, maar een toevoeging
D
is een hoofdzin

Slide 11 - Quizvraag

een bijvoeglijke bijzin is ?
( 1 antwoord is fout, welke?)
A
een zinsdeel
B
geen zinsdeel
C
net als een bijvoeglijke bepaling
D
een zinsdeelstuk

Slide 12 - Quizvraag

Van een bijzin kun je een beknopte bijzin (bekn.bz) maken. Voorbeeld:
1-( bijzin Toen hij (ow) ontsnapte (pv) aan de politie), zocht de inbreker een schuilplaats.

2-[ bekn.bz Ontsnapt aan de politie,] zocht de inbreker een schuilplaats.

In zin 1 heeft de bijzin een onderwerp (hij) en een persoonsvorm (ontsnapte); in zin 2 ontbreken beide.

Slide 13 - Tekstslide

Daarom heet de bijzin in zin 2 een beknopte bijzin. Het denkbeeldig onderwerp van een beknopte bijzin (in zin 2 ‘de inbreker) kun je meestal afleiden uit de hoofdzin.

Hoe herken je een beknopte bijzin?
 In plaats van de persoonsvorm bevat de beknopte bijzin een voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord of ‘te + infinitief’:

Slide 14 - Tekstslide

voltooid deelwoord:

– [ bekn.bz Op het station aangekomen], kocht Ole eerst een lekker warm saucijzenbroodje.
– (Toen hij op het station aangekomen was, ...)

Slide 15 - Tekstslide

onvoltooid deelwoord:

– [ bekn.bz       Rillend van de kou] kwam Yrsa aangefietst bij het voetbalveld.
– (Terwijl ze rilde van de kou, ...)

Slide 16 - Tekstslide

te + infinitief:

Amanda deed direct aangifte bij de politie [ bekn.bz na de fraude te hebben ontdekt].
– (..., nadat ze de fraude had ontdekt.)

Slide 17 - Tekstslide

Er zijn dus drie soorten beknopte bijzinnen:

met te + infinitief
vb.: Na het gat ontdekt te hebben waarschuwde hij de dijkbewaking.
 
met een voltooid deelwoord
vb.: Uit de wind gehouden kon hij de eindstreep halen.
 
met een onvoltooid deelwoord
vb.: Dromend van zijn vriendin liep hij tegen een lantaarnpaal.

Slide 18 - Tekstslide

Net als gewone bijzinnen kunnen beknopte bijzinnen een zinsdeel binnen de hoofdzin zijn: onderwerp, lijdend voorwerp, 
bijwoordelijke bepaling.( geeft wel extra informatie, maar niet over een znw= alles wat je overhoudt na ontleden)

 
Ze kunnen ook bijvoeglijke bepaling zijn. 
( zegt iets over het znw, meestal bijv.nw ,maar ook bez. vnw: mijn kat jouw vriend)

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeelden:
– Vince beweert [ bekn.bz zijn rijbewijs te hebben 
gehaald (lv)].
– Jouw voornemen [ bekn.bz onvoorbereid te gaan kamperen (bijv.bep)], lijkt mij geen goed idee.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Aan de slag

Slide 22 - Tekstslide

Maken:
H.4 gramm. zinsdelen
blz.130
startopdr.
opdr. 1 t/m 3

Slide 23 - Tekstslide

H3E-2021

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

H3E-2021

Slide 28 - Tekstslide