A0 - A1 - Zinnen maken - les 2

Hoe maak je een goede zin?
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolPraktijkonderwijsISKvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoe maak je een goede zin?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Zinnen maken
  • DISK: Onderdeel Grammatica
  • Blooket: Werkwoorden


Slide 2 - Tekstslide

Wat leer je? Wat kan je?
  • Je kunt een korte zin maken. 


Slide 3 - Tekstslide

Werkwoorden
ik
hij
zij (een persoon)
u
wij
jullie
zij (meer personen)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen met het werkwoord drinken

Slide 7 - Tekstslide

Werkblad 
Maak opdracht 1, 2 en 3
Klaar? Lever het werkblad bij mij in. 
Alles goed? Ga verder met DISK Grammatica. 


Slide 8 - Tekstslide

Een persoon
  • drinken

  • Ik drink 
  • Jij drinkt
  • U drinkt
  • Hij drinkt -> ...... drinkt
  • Zij drinkt -> ...... drinkt


Slide 9 - Tekstslide

Meer personen
  • drinken

  • Wij drinken 
  • Jullie drinken 
  • Zij drinken -> ...... en ...... drinken

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een goede zin? 
Ali
Ik
Nour
Wij
Wie?
 
Werkwoord
loopt.
zie.
zit.
pakken.

Slide 11 - Tekstslide

De volgorde van een zin
Ik koop vers fruit.
De jongen eet een appel.
Het meisje drinkt cola.
Wij eten brood.

Slide 12 - Tekstslide

Wie?

Werkwoord 
De man
De buurman
Ahmed
Ik
loop/ loopt
zit
pak/ pakt
maak/ maakt

Slide 13 - Sleepvraag

Wat is een goede zin? 
      Hij                              pakt                      de koek.
      Zij                              gaat                      naar school.
Wie  
werkwoord 
wat
waar

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een goede zin?
A
Yordan gaat morgen naar de film.
B
Naar de film gaat Yordan.
C
Yordan morgen gaat naar de film.
D
Gaat naar de film Yordan.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Een verhaal schrijft hij op school.
B
Op school hij schrijft een verhaal.
C
Hij schrijft een verhaal.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Elke dag Nazar leest een boek.
B
Nazar leest elke dag een boek.
C
Een boek Nazar leest elke dag.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Op het bord de docent schrijft een woord.
B
De docent op het bord schrijft een woord.
C
De docent schrijft een woord op het bord.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Wij op vakantie gaan naar Polen.
B
Wij gaan op vakantie naar Polen.
C
Wij naar vakantie gaan op Polen.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Hij bij de Jumbo werken
B
Hij werkt de Jumbo bij.
C
Hij werkt bij de Jumbo

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Zij in Arnhem wonen.
B
Zij wonen in Arnhem.
C
Zij wonen Arnhem in.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een goede zin?
A
Ik ga morgen naar de Albert Heijn.
B
Morgen ik ga naar de Albert Heijn.
C
Naar de Albert Heijn ik ga morgen.

Slide 22 - Quizvraag

Maak de goede zin:
lekker - Amina - patat - vindt - .

Slide 23 - Open vraag

Maak een goede zin:
morgen - Sayed - gaat - naar - school - .

Slide 24 - Open vraag

Maak een goede zin:
gooit - de bal - Sylvia - naar Iris - .

Slide 25 - Open vraag

Maak een goede zin:
Johan - een afspraak - bij de tandarts - heeft - .

Slide 26 - Open vraag

Maak een goede zin:
werk - in Leeuwarden - Ik - .

Slide 27 - Open vraag

Maak een goede zin:
gewerkt - Jullie - hard - hebben

Slide 28 - Open vraag

Maak nu zelf een zin die begint met....
Ik ...............

Slide 29 - Open vraag

Maak nu zelf een zin die begint met....
Wij ...............

Slide 30 - Open vraag

Denk ook aan...
De hoofdletters
- Een hoofdletter staat aan het begin van de zin. 
- Een naam heeft ook een hoofdletter.
De punt
- Een punt staat aan het eind van de zin.

Slide 31 - Tekstslide

Blooket
Dan is het nu tijd voor de Blooket.

Ga naar de website van Blooket en dan gaan we zo beginnen.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link

Dit was de les.
Tot de volgende keer! 

Slide 34 - Tekstslide