Uitleg H4 Grammatica zinsdelen: hoofd- en bijzinnen
Aan de slag!
Evaluatie doelen
Huiswerk/planner
Afsluiten
Slide 2 - Tekstslide
Doelen
Aan het einde van de les:
- Kan ik uitleggen wat een samengestelde zin is.
- Kan ik hoofd- en bijzinnen in een samengestelde zin benoemen.
- Kan ik aangeven of de samenstelling in de zin nevenschikkend of onderschikkend is.
Slide 3 - Tekstslide
Lezen
timer
10:00
Lezen is denken met andermans hoofd.
Filosoof Arthur Schopenhauer (1788-1860)
Slide 4 - Tekstslide
Voorspellen
Voorspel het antwoord op de volgende vragen:
1. Wat is een samengestelde zin?
2. Wat is het verschil tussen een hoofd- en een bijzin?
Slide 5 - Tekstslide
Volgende les:
Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje.
Samengestelde zin: een zin met meerdere persoonsvormen
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante.
Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Slide 6 - Tekstslide
Volgende les:
Zet de zin in een andere tijd. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvormen. Dit geldt ook voor samengestelde zinnen. Kijk maar:
Enkelvoudige en samengestelde zinnen
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante
In de vakantie gingen wij altijd naar Spanje, want daar woonde mijn tante
Slide 7 - Tekstslide
Volgende les:
Hoofdzin (hz):
Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar.
Er kunnen geen andere zinsdelen tussen de pv en het ow staan (bijv. het woordje 'niet').
De persoonsvorm staat voor in de hoofdzin (op de 1e of 2e plaats).
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
In de vakantie gaanwij altijd naar Spanje.
Slide 8 - Tekstslide
Volgende les:
Bijzin (bz):
Tussen het onderwerp en de persoonsvorm kunnen wel andere zinsdelen staan.
De persoonsvorm staat vaak achter in de bijzin.
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
Omdat mijn tante in Spanje woont, gaanwij daar ieder jaar naartoe.
Omdat mijn tante IN SPANJE woont, gaan (niet) wij daar ieder jaar naartoe.
Slide 9 - Tekstslide
Volgende les:
Zo herken je hoofdzinnen en bijzinnen:
Als er tussen pv en ow een woord (bijvoorbeeld 'niet') kan staan, dan is het een bijzin.
Kan dit niet, dan is het een hoofdzin.
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
Maak in je hoofd de zin vragend; dan komt de hoofdzin vooraan te staan.
Dat hij dokter wilde worden, wist Peter al op de basisschool.
Tip
Slide 10 - Tekstslide
Volgende les:
Nevenschikking en onderschikking zijn begrippen die gebruikt worden om de relatie tussen delen van samengestelde zinnen te beschrijven.
Nevenschikking: de zinnen zijn gelijkwaardig
Onderschikking: de zinnen zijn niet gelijkwaardig
Nevenschikking en onderschikking
Slide 11 - Tekstslide
Volgende les:
Bij een nevenschikking (ns) bestaat de samengestelde zin uit (minstens) twee hoofdzinnen -> zin 1 {hz} + {hz} of uit een hoofdzin met twee bijzinnen -> zin 2 {hz + (bz) + (bz)}.
{Ikkoop geen cd's}, want {ikgebruik altijd mijn iPod}.
{Weetje al (of je vanavond meegaat naar de film) of (dat je liever thuisblijft)}?
Nevenschikking en onderschikking
Slide 12 - Tekstslide
Volgende les:
Bij een onderschikking (os) bestaat de samengestelde zin uit een hoofdzin met een bijzin erin. Een bijzin kan vooraan of achteraan in de zin staan.
{(Omdat ik altijd mijn iPod gebruik), koopik geen cd's}.
{ikkoop geen cd's, (omdat ik altijd mijn iPod gebruik)}.
Nevenschikking en onderschikking
Slide 13 - Tekstslide
Aan de slag!
Maken: opdracht 1 (blz. 119)
Maak daarna een keuze uit opdracht 2 of 3
Uitdaging: maak twee vragen van opdracht 4 en laat ze controleren door een klasgenoot of de docent.
Slide 14 - Tekstslide
Doelen
Aan het einde van de les:
- Kan ik uitleggen wat een samengestelde zin is.
- Kan ik hoofd- en bijzinnen in een samengestelde zin benoemen.
- Kan ik aangeven of de samenstelling in de zin nevenschikkend of onderschikkend is.