In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Sociale zekerheid en de verzorgingsstaat
1. Armoede en liefdadigheid
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen op welke manier de zorg voor armen, zieken en werklozen was geregeld tot ongeveer 1930
Slide 3 - Tekstslide
Wanneer ben je eigenlijk arm?
Slide 4 - Woordweb
Wat is een verzorgingsstaat?
Een staat waarin de overheid voor de inwoners zorgt:
'Van de wieg tot het graf'
Bijvoorbeeld met: uitkeringen, leningen, subsidies en zorg
Maar ook als het gaat om de volksgezondheid
Deze verzorgingsstaat is vastgelegd in een heleboel sociale wetten
Slide 5 - Tekstslide
Hulp aan armen in de 19e eeuw
Bij ziekte of werkloosheid klopte je in eerste instantie aan bij familie.
Geen familie? Dan was je afhankelijk van liefdadigheid.
Liefdadigheid in de 19e eeuw kwam van de kerk of rijke burgers.
Deze liefdadigheid bestond uit: voedsel, brandstof en kleding.
Om liefdadigheid te ontvangen moest je: het écht nodig hebben, jenetjesgedragen, dankbaarzijn en naar de kerk gaan.
Een schilderij van Albert Anker waarop soep wordt uitgedeeld aan armen.
Slide 6 - Tekstslide
Rol van de overheid
De rol van de overheid (landelijk en gemeentelijk) was erg klein: zij zagen het niet als hun taak.
Sommige gemeenten hadden een armenfonds. Dit fonds was niet verplicht en het geld was beperkt: op was op.
De Goudsbloemgracht in de Amsterdamse wijk Jordaan uit 1850. Het is eigenlijk helemaal geen gracht, maar een sloot met aan beide kanten zeer slechte woningen. De hygiëne was slecht. Er was geen schoon drinkwater, geen riool, geen wc's. Regenwater werd verzameld in tonnen.
Slide 7 - Tekstslide
Armenwet
1854
De Armenwet was een landelijke wet, maar gemeenten moesten hem zelf betalen en uitvoeren.
De rol van de overheid in de armoedebestrijding werd hierdoor groter dan de gemeenten wilden.
De Armenwet zoals gepubliceerd in 1854
Slide 8 - Tekstslide
Gevolgen van de
industrialistatie
Na 1870 komt in Nederland de industrialisatie op gang
Arbeiders (meestal vroeger boeren en landarbeiders) trekken naar de stad: urbanisatie
Steden groeien snel: er moeten snel woningen worden gemaakt/gevonden
Slide 9 - Tekstslide
Arbeidsomstandigheden
Saai (door arbeidsdeling/lopende band).
Langewerkdagen (14 uur per dag).
Gevaarlijk.
Geen enkel recht, ook geen stakingsrecht.
Lage lonen (bij fouten: loon inhouden).
Slide 10 - Tekstslide
Kinderarbeid
Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan.
Vrouwen en kinderen zijn goedkoper dan mannen.
Kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines.
Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen).
Dichtbijfabrieken met hun rokende schoorstenen.
Slechte hygiëne, riolering en watervoorzieining.
Slide 12 - Tekstslide
In sommige delen van Noord- en Oost-Nederland
was het trouwens niet veel beter...
Een plaggenhut met heideplaggen bedekte hut. Ze waren te vinden in de armste gebieden van Nederland, vooral in Drenthe, Friesland en Overijssel en werden bewoond door de allerarmste arbeiders, vaak met grote gezinnen. Een plaggenhut was een eenvoudig bouwwerk, meestal gedeeltelijk uitgegraven en zonder zijmuren zodat het dak op grondhoogte begon. Het dak was bekleed met plaggen die uit het omliggende land werden gehaald.
Slide 13 - Tekstslide
Waterput waarmee water voor een hele wijk uit het grondwater wordt gehaald.
Grondwater werd vaak gebruikt als drinkwater.
Door een kapotte riolering kunnen uitwerpselen bij het drinkwater komen.
Uitwerpselen die besmet zijn (bijvoorbeeld met cholera) komen in het grondwater terecht.
Arbeiderswijk
Slide 14 - Tekstslide
Aan de slag!
Sociale zekerheid en verzorgingsstaat
Je maakt 1 Armoede en liefdadigheid
1, 2, 3, 4, 7,
Slide 15 - Tekstslide
Aan de slag!
Sociale zekerheid en de verzorgingsstaat
Je maakt nu van 1
Slide 16 - Tekstslide
Begrippen uit deze les
liefdadigheid
armenfonds
Armenwet
industrialisatie
cholera
Sociale kwestie
nachtwakersstaat
Liberalen
sociaal-democraten
confessionelen
Slide 17 - Tekstslide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 18 - Open vraag
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.