In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Tim | graaft | een kuil.
Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.
lijdend voorwerp = een kuil
Een speler | roept | de scheidsrechter.
Wie roept een speler? De speler roept de scheidsrechter.
lijdend voorwerp = de scheidsrechter
Yasmine | vertelt | een verhaal.
Wat vertelt Yasmine? Yasmine vertelt een verhaal.
lijdend voorwerp = een verhaal