In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
timer
1:30
Leesvaardigheid
Slide 1 - Woordweb
Leesvaardigheid H4
Je weet wat tekstverbanden zijn en wat signaalwoorden zijn;
Je kunt vier verschillende tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden;
Je kunt het chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verband in een tekst herkennen.
Slide 2 - Tekstslide
Samenhang
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Dit betekent dat ze goed op elkaar aansluiten.
Ik ga naar school. Huiswerk maken is zo vermoeiend. Lekker slapen.
In de bovenstaande zin zit geen samenhang.
Slide 3 - Tekstslide
Ik ga naar school. ____________ ga mijn huiswerk maken. Huiswerk maken is echt vermoeiend. ____________ ik moe ben ga ik maar vroeg naar bed om lekker te slapen.
Ten eerste
Daarna
Daarom
Omdat
Slide 4 - Sleepvraag
Samenhang
Een samenhang in een tekst noemen we een verband. Tekstverbanden kun je herkennen aan signaalwoorden. Signaalwoorden geven dus de samenhang
van een tekst aan.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Een tegenstellend verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen bij een opsommend verband?
A
vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens
B
maar, tegenover, daarentegen, toch
C
ten eerste, ook, verder, en
D
bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan
Slide 8 - Quizvraag
Hoe noemen we de samenhang in een tekst?
timer
1:30
Slide 9 - Open vraag
Voorbeelden van de tekstverbanden
Chronologisch verband
Als ik naar school ga moet ik eerst met de fiets naar het busstation, dan met de bus naar Appingedam en vervolgens nog 5 minuten lopen.
Slide 10 - Tekstslide
Opsommend verband
Om te beginnen vind ik dit boek erg vervelend om te lezen. Verderzou ik graag een ander thema kiezen.
Slide 11 - Tekstslide
Tegenstellend verband
Ik vind pizza erg lekker, maar ik eet het niet zo vaak.
Slide 12 - Tekstslide
Toelichtend verband
Ik houd heel erg van sporten, zo voetbal ik 2x in de week en tennis ik 1x in de week.
Slide 13 - Tekstslide
Welk verband herken je in de tekst: Het begint met een idee voor een game. Eerst maken de tekenaars figuren die bij een spel passen. Daarna wordt er een kartonnen bordspel van de game gemaakt. Vervolgens gaan de programmeurs aan de slag.
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband
Slide 14 - Quizvraag
Welk verband herken je in de tekst: Met Jantine op haar rug kan het paard draven en galopperen. 'Maar vandaag niet, want door de regen is het weiland te nat.'
A
Chronologisch verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
D
Toelichtend verband.
Slide 15 - Quizvraag
Je weet wat tekstverbanden zijn en wat signaalwoorden zijn;
Je kunt vier verschillende tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden;
Je kunt het chronologische, opsommende, tegenstellende en toelichtende verband in een tekst herkennen.
Slide 16 - Tekstslide
Noteer in je eigen woorden wat een tekstverband is.
timer
1:30
Slide 17 - Open vraag
Noteer in je eigen woorden wat een signaalwoord is.
timer
1:30
Slide 18 - Open vraag
Chronologisch verband
Sleep de signaalwoorden naar het juiste tekstverband
Opsommend verband
Toelichtend verband
Tegenstellend verband
Ten eerste
zo
nu
binnenkort
maar
vroeger
en
ook
zoals
toch
Slide 19 - Sleepvraag
Werken:
Maak van blz. 102 t/m 104 opdr. 1 + 2 in je schrift.