Je kunt uitleggen wat tekstverbanden zijn en wat signaalwoorden zijn;
Je kunt verschillende tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden;
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Leesvaardigheid
Je kunt uitleggen wat tekstverbanden zijn en wat signaalwoorden zijn;
Je kunt verschillende tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden;
Slide 1 - Tekstslide
Leesvaardigheid
Je kunt uitleggen wat tekstverbanden zijn en wat signaalwoorden zijn;
Je kunt verschillende tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden;
Je kunt tijdsvolgorde, opsomming, tegenstelling en oorzaak-gevolg in een tekst herkennen.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe formuleer je het onderwerp van een tekst?
A
In een hele zin
B
Een kleine samenvatting
C
In een woord of een paar woorden
D
Altijd in minimaal 3 woorden
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de hoofdgedachte van een tekst?
A
De belangrijkste informatie uit de tekst samengevat in een zin
B
mening van de schrijver
C
waar de tekst overgaat
D
de kernzin van de tekst
Slide 4 - Quizvraag
Hoe formuleer je de hoofdgedachte van een tekst?
A
in een woord of paar woorden
B
in een vraagzin
C
in een hele zin
D
in een alinea
Slide 5 - Quizvraag
Wat voor tekstverband geeft het signaalwoord 'en' aan?
A
redengevend
B
oorzakelijk
C
opsommend
D
tegenstellend
Slide 6 - Quizvraag
Wat voor tekstverband geeft het signaalwoord 'maar' aan?
A
tijdsvolgorde
B
oorzakelijk
C
opsommend
D
tegenstellend
Slide 7 - Quizvraag
Wat voor tekstverband geeft het signaalwoord 'want' aan?
A
redengevend
B
oorzakelijk
C
opsommend
D
tegenstellend
Slide 8 - Quizvraag
Wat voor tekstverband geeft het signaalwoord 'ook' aan?
A
redengevend
B
oorzakelijk
C
opsommend
D
tegenstellend
Slide 9 - Quizvraag
Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'doordat' aan?
A
tijdsvolgorde
B
opsomming
C
samenvatting
D
oorzaak/gevolg
Slide 10 - Quizvraag
Samenhang
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen. Dit betekent dat ze goed op elkaar aansluiten.
Ik ga naar school. Huiswerk maken is zo vermoeiend. Lekker slapen.
In de bovenstaande zin zit geen samenhang.
Huiswerk maken was vandaag erg vermoeiend. Daarom ga ik nu slapen.
In bovenstaande zin zit wel samenhang.
Slide 11 - Tekstslide
Samenhang
Een samenhang in een tekst noemen we een verband. Tekstverbanden kun je herkennen aan signaalwoorden. Signaalwoorden geven dus de samenhang
van een tekst aan.
Slide 12 - Tekstslide
Als ik thuis ben, ga ik een aantal dingen doen. ____________ ga ik mijn huiswerk maken. Huiswerk maken is echt vermoeiend, ____________ ik vind het belangrijk om goede cijfers te halen.
ten eerste
doordat
maar
omdat
Slide 13 - Sleepvraag
Slide 14 - Video
Een tegenstellend verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen bij een opsommend verband?
A
vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens
B
maar, tegenover, daarentegen, toch
C
ten eerste, ook, verder, en
D
bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan
Slide 16 - Quizvraag
Voorbeelden van de tekstverbanden
Tijdsvolgorde (chronologisch) verband
Als ik naar school ga, moet ik eerst met de fiets naar het busstation, dan met de bus naar Appingedam en vervolgens nog 5 minuten lopen.
Slide 17 - Tekstslide
Opsommend verband
Om te beginnen vind ik dit boek erg vervelend om te lezen. Verderzou ik graag een ander thema kiezen.
Slide 18 - Tekstslide
Tegenstellend verband
Ik vind pizza erg lekker, maar ik eet het niet zo vaak.
Slide 19 - Tekstslide
Tegenstellend verband
Ik vind pizza erg lekker, maar ik eet het niet zo vaak.
Oorzaak - gevolg
Ik kwam te laat op school, doordat het erg hard waaide.
Slide 20 - Tekstslide
Welk verband herken je in de tekst: Het begint met een idee voor een game. Eerst maken de tekenaars figuren die bij een spel passen. Daarna wordt er een kartonnen bordspel van de game gemaakt. Vervolgens gaan de programmeurs aan de slag.
A
Tijdsvolgorde verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
Slide 21 - Quizvraag
Welk verband herken je in de tekst: Met Jantine op haar rug kan het paard draven. 'Maar vandaag niet, want door de regen is het weiland te nat.'
A
Tijdsvolgorde verband
B
Opsommend verband
C
Tegenstellend verband
Slide 22 - Quizvraag
Je weet wat tekstverbanden zijn en wat signaalwoorden zijn;
Je kunt drie verschillende tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden;
Je kunt een tijdsvolgorde, opsomming en tegenstelling in een tekst herkennen.
Slide 23 - Tekstslide
Noteer in je eigen woorden wat een tekstverband is.
timer
1:30
Slide 24 - Open vraag
Noteer in je eigen woorden wat een signaalwoord is.
timer
1:30
Slide 25 - Open vraag
Sleep de signaalwoorden naar het juiste tekstverband. Zorg dat bij elk tekstverband drie signaalwoorden staan.
Tijdsvolgorde
Opsomming
Tegenstelling
ten eerste
nu
binnenkort
maar
vroeger
en
ook
toch
echter
Slide 26 - Sleepvraag
Aan de slag!
1. Lees de tekst 'Is de coronacrisis dan op zijn minst goed voor het klimaat?'
2. Maak de opdracht: Aan de slag/vragen beantwoorden.
3. Maak de opdracht: Keuze-opdracht: Woordenschat.