3: taalverandering

dialect en streektaal
Ik begrijp het principe van taalverandering
Je weet wat de Nederlandse taal en straattaal of dialect met elkaar te maken hebben.
Je weet waarom straattaal of dialect gebruikt wordt.
Je vergroot je kennis over straattaal en dialect.

Nederlands
Cursus 4 les 3
Opdracht 1, 2, 4
Hebben we alle doelen behaald?
Geen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

dialect en streektaal
Ik begrijp het principe van taalverandering
Je weet wat de Nederlandse taal en straattaal of dialect met elkaar te maken hebben.
Je weet waarom straattaal of dialect gebruikt wordt.
Je vergroot je kennis over straattaal en dialect.

Nederlands
Cursus 4 les 3
Opdracht 1, 2, 4
Hebben we alle doelen behaald?
Geen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Ik begrijp het principe van taalverandering.
Je weet wat de Nederlandse taal en straattaal of dialect met elkaar te maken hebben.
Je weet waarom straattaal of dialect gebruikt wordt.
Je vergroot je kennis over straattaal en dialect.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Standaardnederlands
Hoewel we allemaal Nederlands spreken, klinkt het niet bij iedereen hetzelfde. Standaardnederlands is het Nederlands zoals je dat op school leert spreken en schrijven
Eigenlijk is het een verzameling afspraken over de manier waarop je woorden en zinnen uitspreekt en opschrijft. Het Nederlands verandert voortdurend. Er komen woorden bij en er verdwijnen woorden. In de loop van de tijd veranderen de afspraken over de schrijfwijze van woorden, over de uitspraak. 

Slide 4 - Tekstslide

Taal verandert steeds
Het Nederlands verandert steeds. Als de wereld om je heen verandert, heb je daar nieuwe taal voor nodig. Zodoende is het woord 'computer' pas een paar decennia in gebruik. 

Er zijn ook woorden die verdwijnen. Zo'n woord is 'gladbek'. Wat denk je dat dat betekent?

Slide 5 - Tekstslide

Coronawoorden
De coronacrisis heeft ook veel nieuwe woorden opgeleverd, zoals 
coronakapsel, anderhalvemetersamenleving en hoestschaamte

Weet jij nog een ander nieuw coronawoord? 

Slide 6 - Tekstslide

STRAATTAAL & DIALECT

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je weet wat de Nederlandse taal en straattaal of dialect  met    elkaar te maken hebben.
  • Je weet waarom straattaal of dialect gebruikt wordt.
  • Je vergroot je kennis over straattaal  en dialect.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

De Nederlandse taal(vormen)

Nederlandse taal -> ook wel standaardtaal of algemene omgangstaal.
Er is niet één soort Nederlands dat door iedereen gesproken wordt.  
Daarnaast zijn er allerlei dialectvormen en jongerentaal -> straattaal.
Talen veranderen continu door de creativiteit van mensen.

Slide 10 - Tekstslide

Achtergrond
Wikipedia:
Straattaal, een vorm van jongerentaal, is de mengtaal die jongeren van verschillende culturele en sociale achtergronden in het dagelijks leven spreken op school en op straat, naast de standaardtaal van het land waar ze wonen. Straattaal is aan het eind van de 20e eeuw ontstaan .

Eenvoudig uitgelegd:
Straattaal is een zelfgemaakte taal vol afkortingen in sms- en apptaal, schunnige woorden uit de hiphop en leentermen uit het Marokkaans, Turks, Engels en Surinaams. In Nederland is de basistaal Nederlands. Er wordt gespeeld met lidwoorden, toon, tempo en volume. 


Slide 11 - Tekstslide

   Achtergrond 
Wikipedia:
Dialect is in de taalkunde de benaming voor een talige variëteit die niet als standaardtaal geldt.
Nederlandse dialecten zijn nauw verwant aan de Nederlandse taal  -> in hetzelfde taalgebied als het Standaardnederlands  gesproken. Vaak weer onderverdeeld in regiolecten en stadsdialecten.

Eenvoudig uitgelegd:
Dialect is een taal op zich: met een eigen woordenschat, klanken en grammatica.                 
Een dialect kan voor vooroordelen zorgen ('dom', maar gezellig) en kan minder kansen geven bij  bijv. sollicitaties. Een dialect kan soms lastig verstaanbaar zijn voor iemand die het dialect niet spreekt of kent.

Slide 12 - Tekstslide

Waarom spreken jongeren straattaal?
  • Het is een codetaal.     
  • Het zorgt voor verbondenheid, maar kan ook mensen uitsluiten.
  • Je toont bij welke groep je sociaal en geografisch hoort.
  • Leuke manier om met taal te spelen-> straattaal kent geen regels ->       heeft een hoog 'do it yourself' gehalte.
  • Boodschap hoeft niet letterlijk onder woorden                                                 gebracht te worden -> én toch is het verband/                                                       de relatie helder.

Slide 13 - Tekstslide

Overeenkomsten straattaal & dialect(en)
  • Beide zijn varianten binnen het standaard Nederlands.
  • Wordt naast het Nederlands gebruikt -> dus ook taalvaardig in het Nederlands.
  • Beide zijn een typische 'in-group' spreekstijl' -> onderling kunnen ze elkaar goed verstaan.
  • Verschillen in regio's of groepen -> veel variatie en verandering.
  • Associatie met individuen of groepen met een lage sociale status.
  • Verbondenheid en groepsgevoel.
  • Stoerheid (straattaal) & gezelligheid (dialecten).
  • Kan nadelig zijn voor een succesvolle maatschappelijke carrière -> niet algemeen geaccepteerde norm.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Wanneer is straattaal ontstaan?
A
Eind 20e eeuw
B
Eind 19e eeuw
C
Begin van het jaar 2000

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn eigenschappen van een dialect?
A
Het wordt op school geleerd.
B
De spelling en grammatica zijn niet vastgelegd.
C
De woordbetekenissen zijn vastgelegd.
D
Maakt deel uit van het culturele erfgoed van een bepaalde regio.

Slide 17 - Quizvraag

Hoe komt het dat veel jongeren naast de Nederlandse taal ook straattaal spreken?
A
Het wordt gebruikt in songteksten.
B
Jongeren willen graag bij een bepaalde groep horen.
C
Jongeren die straattaal spreken zijn vaak tweetalig opgevoed en leren dit thuis.

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Wat vind jij van mensen die het spreken van dialecten niet accepteren?
A
Ik vind ook dat alleen het standaard Nederlands gesproken mag worden.
B
Ik vind dat het afhankelijk is van het accent.
C
Ik vind dat het afhangt van de situatie.
D
Ik vind dat iedereen een dialect mag spreken.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Video

Aan het werk

Cursus 4 les 3
Opdracht 1, 2, 4 maken

Slide 22 - Tekstslide

Hebben we alle doelen behaald?

Ik begrijp het principe van taalverandering.
Je weet wat de Nederlandse taal en straattaal of dialect met elkaar te maken hebben.
Je weet waarom straattaal of dialect gebruikt wordt.
Je vergroot je kennis over straattaal en dialect.

Slide 23 - Tekstslide