Toetsbespreking

Toetsbespreking
LessonUp komt ook op itslearning, opdat je eventueel foto's kunt maken van je toets en die thuis naast de uitwerkingen kunt leggen 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Toetsbespreking
LessonUp komt ook op itslearning, opdat je eventueel foto's kunt maken van je toets en die thuis naast de uitwerkingen kunt leggen 

Slide 1 - Tekstslide

De bijlage (met de teksten) voor het kunnen beantwoorden van de vragen staat in de chat

Slide 2 - Tekstslide

5-6 Dissentio ab his qui in fluctus medios eunt et tumultuosam probantes vitam cotidie cum difficultatibus rerum magno animo colluctantur
r. 5: his. Leg in eigen woorden (in het Nederlands) uit wie deze mensen zijn.
A
Mensen die met de golven meegaan
B
Mensen met een druk leven
C
Mensen die de drukte opzoeken
D
Mensen die veel reizen

Slide 3 - Quizvraag

5-6 Dissentio ab his qui in fluctus medios eunt et tumultuosam probantes vitam cotidie cum difficultatibus rerum magno animo colluctantur.
Een literaire vertaler vertaalt deze zin met ‘Ik ben het niet eens met diegenen die tot midden in de stroom gaan en het roerige leven tarten en dagelijks fier met moeilijke omstandigheden worstelen.’

a. Van welk Latijns tekstelement is ‘tarten’ de weergave?
A
probantes
B
cotidie
C
rerum
D
animo

Slide 4 - Quizvraag

5-6 Dissentio ab his qui in fluctus medios eunt et tumultuosam probantes vitam cotidie cum difficultatibus rerum magno animo colluctantur.
Een literaire vertaler vertaalt deze zin met ‘Ik ben het niet eens met diegenen die tot midden in de stroom gaan en het roerige leven tarten en dagelijks fier met moeilijke omstandigheden worstelen.’

b. Van welk Latijns tekstelement is ‘fier’ de weergave?
A
magno
B
medios
C
magno animo
D
animo

Slide 5 - Quizvraag

5-6 Dissentio ab his qui in fluctus medios eunt et tumultuosam probantes vitam cotidie cum difficultatibus rerum magno animo colluctantur.
Een literaire vertaler vertaalt deze zin met ‘Ik ben het niet eens met diegenen die tot midden in de stroom gaan en het roerige leven tarten en dagelijks fier met moeilijke omstandigheden worstelen.’
c. Met welk Nederlands woord heeft de vertaler het Latijnse ‘res’ weergegeven?
A
diegenen
B
leven
C
stroom
D
omstandigheden

Slide 6 - Quizvraag

r.6 sapiens ista feret

Waar verwijst ‘ista’ naar? Geef de letter van het juiste antwoord.
A
in fluctus medios
B
probantes
C
difficultatibus rerum
D
magno animo

Slide 7 - Quizvraag

Leg uit op basis van je algemene kennis van de Stoa of Seneca tot een sapiens (zoals in r.6) kan worden gerekend. Gebruik in je antwoord in ieder geval de termen: sapiens – proficiens – secundum naturam vivere
Zie blz 6 van je boekje. 
Seneca beschouwt zichzelf als een proficiens

Als je zegt dat jij Seneca een sapiens vindt met goede argumentatie is het ook goed

Slide 8 - Tekstslide

r.10 domini
Citeer het Latijnse tekstelement uit het voorafgaande dat inhoudelijk hetzelfde zegt.
A
tyranni
B
Triginta tyranni
C
tyranni Socraten
D
circumsteterunt

Slide 9 - Quizvraag



Als afsluiting van een brief ‘betaalt Seneca altijd havengeld’ door middel van een algemeen citaat. Het citaat is in dit geval ‘initium est salutis notitia peccati’.
Leg in eigen woorden (in het Nederlands) uit wat dit citaat betekent.

dat je pas van je fouten kan leren als je ze eerst (er)kent

Slide 10 - Tekstslide

Dit citaat is ook van toepassing op de inhoud van deze brief. Wat is dus het advies van Seneca aan Lucillius?
A
eerst het probleem en oplossing bij zichzelf zoeken
B
hij moet eerst zijn depressie genezen
C
hij moet eerst havengeld betalen
D
hij moet doorzetten en afmaken waar hij aan begonnen is

Slide 11 - Quizvraag

Wat zou jij Lucilius in zijn situatie adviseren?
als je antwoord maar betrekking heeft op Lucilius! 

Slide 12 - Tekstslide

Deel 2 : Livius, de stichting van Rome

Slide 13 - Tekstslide

r. 1 in iis locis
Leg uit waarom Romulus en Remus juist op die plek een stad wilde stichten. Antwoord in het Nederlands, maar ondersteun je antwoord met het betreffende Latijnse tekstelement.
ze zijn op die plek te vondeling gelegd en opgevoed – 1 punt ; ubi expositi ubique educati erant – 1 punt 


NOTA BENE:
alleen de woorden expositi en educati als citaat verwerkt in het antwoord: voor deze keer nog goed maar eigenlijk fout: een vraag als deze vraagt naar een antwoord in het Nederlands met daarbij, ter ondersteuning of illustratie, één samenhangend citaat

Slide 14 - Tekstslide

r.5 foedum certamen
Leg uit dat je met de kennis van hoe het afloopt in beide versies (weergegeven in r.13-16) inderdaad kan zeggen dat het een ‘foedum certamen’ was.
foedum certamen:
afschuwelijke / schandelijke strijd
De strijd loopt hoe dan ook af met de moord / doodslag op Remus

Slide 15 - Tekstslide

r.6-7 Quoniam gemini essent nec aetatis verecundia discrimen facere posset.

Welke bewering is waar?
A
‘nec’ verbindt hier twee verschillende redenen met elkaar
B
‘nec’ geeft hier een dubbele ontkenning weer
C
nec’ wordt hier gebruikt als litotes
D
'nec’ geeft hier het gevolg van de eerste bewering weer

Slide 16 - Quizvraag

De eerste versie heeft de voorkeur van Livius. Waarom vertelt hij dan de tweede versie ook? Geef antwoord in het Nederlands en ondersteun je antwoord met een Latijns tekstelement.
Omdat dit bij het volk bekender was volgatior fama (1 punt)], een gerucht van het volk dat wijdverbreid is (maar dus niet zijn versie van het verhaal) (1 punt)
alleen volgatior geciteerd: ok

Slide 17 - Tekstslide

Als je deze beide versies afzet tegen de tekst van Ennius (niet in de bijlage opgenomen), welke versie geeft Ennius dan?
Kies uit: versie 1 / versie 2 / geen van beide en leg je antwoord uit.

 geen van beide. Bij Ennius verloopt de overgang van vogeltekens naar koningschap heel snel en zonder moord en doodslag (1 punt)
 geen uitleg: 0

Slide 18 - Tekstslide

Hoewel Ennius en Livius over hetzelfde verhaal schrijven, leven ze beide in een hele andere tijd in de geschiedenis. Leg deze bewering uit.
- Ennius leefde in de 2e eeuw voor Christus in de Republiek en Livius rond het begin van de jaartelling bij het begin van de Keizertijd (beste antwoord)
- het was een belangrijk verhaal dat zich in een heel andere tijd afspeelde, die ze allebei niet hebben meegemaakt, en daar hebben ze beide een versie van gegeven.
-AIs je kijkt naar de taal, is het duidelijk dat Ennius eerder leefde, omdat hij oudere woorden gebruikt.

Slide 19 - Tekstslide

Deel 3: vertaalopgave

Slide 20 - Tekstslide

Quis sine querella moritur?

moritur komt van moror en is dus:
A
actief
B
passief
C
deponens

Slide 21 - Quizvraag

Quis sine querella moritur?  1
Wie sterft er zonder gejammer?
wie zal/zou er sterven zonder…: ok
verleden tijd voor moritur en exit: 0


Slide 22 - Tekstslide

Quis extremo die dicere audet:
audet komt van:
A
audio, audire (horen)
B
audeo, audere (durven)

Slide 23 - Quizvraag

Quis extremo die dicere audet:  1
Wie durft er op zijn laatste dag te zeggen:
op de extreme dag: 0
wie hoort: 0
over de laatste dag: 0
moritur, audet, exit: 3x tijdfout, 2x rekenen

Slide 24 - Tekstslide

Vixi et cursum peregi:

tijden vixi en peregi?
A
2x pf
B
1x pf (vixi) en 1x pr
C
2x praes
D
2x inf pass

Slide 25 - Quizvraag

"Vixi et cursum peregi:   1
quem fortuna dederat  1 

Ik heb geleefd en ik heb de koers voltooid, die het lot/fortuna mij had/heeft gegeven

passief gemaakt (die mij door het lot gegeven was) ok
heeft gegeven: ok

Slide 26 - Tekstslide

Quis non recusans,/1 quis non gemens exit?/1
recusans en gemens zijn:
A
ppa
B
ppp
C
pfa

Slide 27 - Quizvraag

Quis non recusans,/1 quis non gemens exit?/1  
Wie sterft er niet, terwijl hij protesteert/protesterend ; wie (sterft er niet), terwijl hij zucht/zuchtend?

 
Wie weigert niet, 0
wie sterft niet met gezucht: ok
wie stierf niet ( en de rest goed): 1
wie protesteert niet, wie zucht niet als hij sterft: ok (eigenlijkparticipium en hoofdww. omgedraaid)

Slide 28 - Tekstslide

Atqui hoc ingrati est:  1 
Maar toch is dit kenmerkend voor een ondankbaar mens:

Hier is vaak de aantekening gemist.

Slide 29 - Tekstslide

non esse contentum praeterito tempore. 2
dat het niet tevreden is met de voorbijgegane tijd.
niet tevreden zijn met de voorgegane tijd: ok
niet tevreden zijn met het voorbijgaan van tijd: 1
zij zijn niet tevreden: ok

Slide 30 - Tekstslide

Semper pauci dies erunt, si illos numeraveris.  2
Er zullen altijd weinig dagen zijn, als jij ze geteld zult hebben.
er zijn altijd weinig dagen, als jij ze hebt geteld/telt
Er zijn altijd te weinig dagen: ok
als je ze hebt geteld: ok

Slide 31 - Tekstslide

Cogita/1 non esse summum bonum in tempore. /1

cogita is:
A
inf pr
B
imp pr
C
3e ev pr
D
ppp nom ev man

Slide 32 - Quizvraag

Cogita/1 non esse summum bonum in tempore. /1

wat voor constructie zie je in het tweede deel?
A
ppa
B
gerundium
C
gerundivum
D
aci

Slide 33 - Quizvraag

Cogita/1 non esse summum bonum in tempore.  /1
Bedenk dat het hoogste goed niet afhangt van de tijd.

Bedenk/denk: 1 punt
bedenk niet: en de rest fout: 1 punt

Slide 34 - Tekstslide

(Quantumcumque est, boni consules. ) 0
Hoe kort die tijd ook is, wees er tevreden mee

Slide 35 - Tekstslide

Ut prorogetur tibi dies mortis /2
nihil proficitur ad felicitatem,  /1
Ook al zal voor jou de dag van de/je dood worden uitgesteld
ook al stel jij de dag van sterven uit : 2
De dag van het sterven: ok
Ook al wordt voor jou…: ok

het voegt niets toe aan jouw geluk,
Er wordt niets toegevoegd


Slide 36 - Tekstslide

quoniam mora non fit beatior vita, sed longior.
omdat het leven door uitstel niet gelukkiger wordt, maar langer.
Omdat uitstel geen mooier leven brengt, maar langer: 1 
mora komt niet van mors!
mora staat in de ablativus, zie aantekening

Slide 37 - Tekstslide