Les 5 paragraaf 1.4 (3VF)
1 / 46
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Goed of fout? Chilli is één van de BRIC-landen.
A
Goed
B
Fout
Slide 5 - Quizvraag
MNO's verplaatsen vaak hun.......naar de lagelonenlanden.
A
managementafdeling
B
productieafdeling
Slide 6 - Quizvraag
Kenmerkend voor de BRIC-landen is een snelle......
A
economische vooruitgang
B
economische terugval
Slide 7 - Quizvraag
In landen, zoals de Verenigde Staten is de industriële werkgelegenheid de achterliggende jaren......
A
gedaald
B
gestegen
Slide 8 - Quizvraag
In landen, zoals China en India is de industriële werkgelegenheid de achterliggende jaren......
A
gedaald
B
gestegen
Slide 9 - Quizvraag
Door de economische ontwikkeling van de BRIC-landen.....
A
groeit in die landen ook de interne afzetmarkt
B
daalt in die landen de afzetmarkt
Slide 10 - Quizvraag
De rol van Europa in de wereldeconomie is de achterliggende jaren steeds....
A
groter geworden
B
kleiner geworden
Slide 11 - Quizvraag
Een groot deel van de wereldhandel is verschoven van.....
A
de centrumlanden naar de semi-periferie en periferie
B
de periferie en semi-periferie naar de centrumlanden
Slide 12 - Quizvraag
China en India zijn vooral in trek bij mno's, vanwege....
A
de grote voorraden natuurlijke hulpbronnen
B
de grote aantallen goedkope werkkrachten
Slide 13 - Quizvraag
Rusland en Brazilië zijn vooral in trek bij mno's, vanwege....
A
de grote voorraden natuurlijke hulpbronnen
B
de grote aantallen goedkope werkkrachten
Slide 14 - Quizvraag
De productieketen wordt de laatste jaren
A
groter
B
kleiner
Slide 15 - Quizvraag
Vroeger werkten er .........landen/bedrijven aan één product.
A
meer
B
minder
Slide 16 - Quizvraag
De opdeling van de productieketen zorgt dus voor ......
A
een toename van de wereldhandel
B
een afname van de wereldhandel
Slide 17 - Quizvraag
Volgens het 'just-in-time-principe' zijn grote voorraden voor bedrijven .......
A
zeer zeker nodig
B
zeer zeker niet nodig
Slide 18 - Quizvraag
Het doel van de WTO is om oa.
A
De handel tussen gebieden in de wereld te beperken
B
de handel tussen gebieden in de wereld te bevorderen
Slide 19 - Quizvraag
Een toename van de wereldhandel leidt......
A
meer globalisering
B
minder globalisering
Slide 20 - Quizvraag
In de wereld van de economie is er ...........
A
wel sprake van een global shift
B
geen sprake van een global shift
Slide 21 - Quizvraag
De eerste periode van het kolonialisme is het.....
A
handelskolonialisme
B
industrieel kolonialisme
Slide 22 - Quizvraag
In deze periode van het kolonialisme worden overzeese gebieden gekoloniseerd.
A
handelskolonialisme
B
industrieel kolonialisme
Slide 23 - Quizvraag
In deze periode van het kolonialisme zijn de banden tussen Europa en overzeese gebieden goed.
A
handelskolonialisme
B
industrieel kolonialisme
Slide 24 - Quizvraag
In deze periode van het kolonialisme zochten Europese landen zekerheid mbt grondstoffen en afzetmarkten
A
handelskolonialisme
B
industrieel kolonialisme
Slide 25 - Quizvraag
In deze periode werden veel overzeese gebieden weer zelfstandig
A
kolonisatie
B
dekolonisatie
Slide 26 - Quizvraag
Het heffen van importheffingen is .......voorbeeld van protectionisme.
A
wel
B
geen
Slide 27 - Quizvraag
Het doel van protectionisme is ......
A
om de buitenlandse bedrijven te beschermen tegen concurrentie
B
om de binnenlandse bedrijven te beschermen tegen concurrentie
Slide 28 - Quizvraag
De WTO staat ......tegenover het toepassen van protectionisme door landen.
A
positief
B
negatief
Slide 29 - Quizvraag
Vrijhandel en protectionisme passen......
A
wel bij elkaar
B
niet bij elkaar
Slide 30 - Quizvraag
De toegang van bedrijven tot het buitenland is.....
A
gunstig voor het bedrijf
B
niet gunstig voor het bedrijf
Slide 31 - Quizvraag
De Koude Oorlog vond.......WO2 plaats.
A
vóór
B
na
Slide 32 - Quizvraag
Tijdens de Koude Oorlog hebben de VS en de Sovjet Unie op het eigen grondgebied elkaar met wapens bestreden. Klopt dat?
A
ja
B
nee
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Waar moeten we op letten als we kijken naar de oorzaken van armoede in een land?
Slide 39 - Open vraag
Welke twee interne oorzaken worden genoemd voor het ontstaan van armoede in een land? Geef minimaal 2 voorbeelden per oorzaak.
Slide 40 - Open vraag
Waardoor kan een land dat 'land-locked ligt' al minder snel rijk worden?
Slide 41 - Open vraag
Hoe kan de politiek invloed hebben op armoede in een land?
Slide 42 - Open vraag
Welke invloed heeft bevolkingsgroei en leeftijdsopbouw op de hoogte van de welvaart in een land?
Slide 43 - Open vraag
Welke twee externe oorzaken worden genoemd voor het ontstaan van armoede in de ontwikkelingslanden?
