*Bij opsommingen:
Als ontbijt at ik een boterham, een ei en een appel.Zij is een vrolijke, Hollandse dame
*Tussen twee persoonsvormen: Toen ik gisteren naar huis liep, kwam ik een hond tegen.
*Voor een voegwoord: Ik was te laat in de les, doordat ik in de file stond.