Engelse werkwoorden deel 2 klas 3

Dinsdag 15 januari
  • Vorige les: vervoeging van Engelse werkwoorden
  • Deze les: oefenen met Engelse werkwoorden en uitleg 'Meervoud van zelfstandige naamwoorden'
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag 15 januari
  • Vorige les: vervoeging van Engelse werkwoorden
  • Deze les: oefenen met Engelse werkwoorden en uitleg 'Meervoud van zelfstandige naamwoorden'

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 3.3


Ik kan zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ie, -e, -é en -ee op de juiste manier in het meervoud zetten


Ik kan zelfstandige naamwoorden die twee meervoudsvormen hebben herkennen en op de juiste manier schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
  • Worden vervoegd als Nederlandse zwakke werkwoorden
  • Werken - werkt - werkte - gewerkt
  • Regels van 'T SeXy FokSCHaaPJe 

Slide 3 - Tekstslide

Hoe spel je het voltooid deelwoord van het werkwoord 'racen'?
A
geracet
B
geraced
C
geract
D
geracd

Slide 4 - Quizvraag

Hoe spel je de verleden tijd enkelvoud van het werkwoord 'deleten'?
A
deleette
B
delete
C
deletete
D
deletede

Slide 5 - Quizvraag

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Toen ik thuiskwam, heb ik eerst .... .
A
gerelaxt
B
gerelaxet
C
gerelaxd
D
gerelaxed

Slide 6 - Quizvraag

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Hij .... het bestand gisteren.
A
downloade
B
downloadde
C
downloadede
D
downloadete

Slide 7 - Quizvraag

Wat komt er op de plek van de puntjes?

We hebben vorige week met de vriendengroep ..... .
A
gepaintballd
B
gepaintballt
C
gepaintbald
D
gepaintbalt

Slide 8 - Quizvraag

Wat komt er op de plek van de puntjes?

We hebben gisteren .... in het park.
A
geskate
B
geskatet
C
geskated
D
geskaat

Slide 9 - Quizvraag

Meervoud van zelfstandige naamwoorden
  • Tafel - tafels
  • Café - cafés
  • Agenda - agenda's
  • Paraplu - paraplu's
  • Hobby - hobby's
  • Etalage - etalages

Slide 10 - Tekstslide

Meervoud van zelfstandige naamwoorden
  • Kist - kisten
  • Boom - bomen
  • Druif - druiven
  • Huis - huizen
  • Paragraaf - paragrafen

Slide 11 - Tekstslide

Meervoud van zelfstandige naamwoorden
  • Idee - ideeën
  • Dominee - dominees
  • Theorie - theorieën
  • Porie - poriën

Slide 12 - Tekstslide

Meervoud van zelfstandige naamwoorden
  • Museum - museums/musea
  • Historicus - hostorici/historicus

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'ski'?
A
skis
B
ski's
C
skies
D
skiën

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'baby'?
A
babys
B
baby's
C
babies
D
babiën

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'fotograaf'?
A
fotograafs
B
fotograven
C
fotografen
D
fotografes

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'kopie'?
A
kopies
B
kopiën
C
kopiëen
D
kopieën

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het meervoud van 'technicus'?
A
technicus'
B
technici
C
technicussi
D
technicussen

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag!
  • 3.3 Spelling opdracht 1 t/m 11
  • Klaar? Nakijken gemaakte opdrachten hoofdstuk 3

Slide 19 - Tekstslide