Basisstof 5.3: Genen en Allelen

B3 Genen en Allelen
  • Jas uit
  • Spullen op tafel
       Leerwerkboek, schrift
  • Tas van tafel
  • Lees blz. 114-118
timer
4:00
Kennen/Kunnen
  • Je kunt omschrijven wat genen en allelen zijn
  • Je kunt omschrijven wat een mutatie is
  • Je kunt omschrijven wat kanker is
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

B3 Genen en Allelen
  • Jas uit
  • Spullen op tafel
       Leerwerkboek, schrift
  • Tas van tafel
  • Lees blz. 114-118
timer
4:00
Kennen/Kunnen
  • Je kunt omschrijven wat genen en allelen zijn
  • Je kunt omschrijven wat een mutatie is
  • Je kunt omschrijven wat kanker is

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les
5.3.6 kan je omschrijven wat genen en allelen zijn.
5.3.7 kan je omschrijven wat een mutatie is.
5.3.8 Kan je omschrijven wat kanker is.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Herhalen vorige lessen (10 minuten)
  • Huiswerk bespreken (15 minuten)
  • Uitleg basisstof 3 (25 minuten)
  • Aan de slag (20 minuten)
  • Afsluiting (10 minuten)

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen genotype en fenotype?
A
genotype is de informatie fenotype hoe het tot uiting komt
B
genotype is hoe het tot uiting komt fenotype is de informatie
C
genotype en fenotype is hetzelfde

Slide 4 - Quizvraag

Welke genen kom je tegen in een levercel?
A
1x, Alleen genen die te maken hebben met de lever
B
2x, alleen genen die te maken hebben met de lever
C
1x, alle verschillende genen van een mens
D
2x, alle verschillende genen van een mens

Slide 5 - Quizvraag

Welke genen kom je tegen in een zaadcel?
A
1x, Alleen genen die te maken hebben met de zaadcel
B
2x, alleen genen die te maken hebben met de zaadcel
C
1x, alle verschillende genen van een mens
D
2x, alle verschillende genen van een mens

Slide 6 - Quizvraag

Een eicel van een mens bevat .. chromosenparen. (getal invoeren)

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Video

Bouw van DNA
Basenpaar
Combinatie A-T of C-G. Andere combinaties zijn in het DNA niet mogelijk
Gen
Vele (vaak duizenden) basenparen samen vormen de informatie voor een gen. De volgorde van de basenparen bepaald de code
Base
De 4 bouwblokjes van het DNA:
  • A (adenine)
  • C (cytosine)
  • T (thymine)
  • G (guanine)

Slide 9 - Tekstslide

Genen en eigenschappen
  • 1 eigenschap bestaat vaak uit meerdere genen
  • Genen bevatten informatie voor het maken van eiwitten
  • Genen kunnen verdeeld zijn over verschillende chromosomen

Slide 10 - Tekstslide

Allelen



Genen komen in verschillende vormen voor: Allelen
Allelen van oogkleur: Blauw, bruin, groen, etc.
Sommige allelen zijn sterker dan andere

Slide 11 - Tekstslide

Allelenparen
Allelen van een bepaald gen komen in paren voor:
  • 2 dezelfde allelen = homozygoot
  • 2 verschillende allelen = heterozygoot
voorbeeld

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een allel dat te maken heeft met haar?
A
Haarkleur
B
Blond
C
Haarvorm
D
Blauw

Slide 13 - Quizvraag

In welke cellen kom je allelen tegen voor haarkleur? Kies het meest volledige antwoord
A
Haarcellen
B
Haar- en hoofdhuidcellen
C
Haar-, hoofdhuid- en hersencellen
D
Haar-, hoofdhuid-, hersen- en oogcellen

Slide 14 - Quizvraag

Welke allelen zou je beide kunnen tegenkomen in één zaadcel?
A
Bruin haar Blond haar
B
Blauwe ogen Groene ogen
C
Bruin haar Blauwe ogen
D
Rood haar Blond haar

Slide 15 - Quizvraag

Geslachtelijke voortplanting
  • Zaad/eicellen ontstaan door een speciale deling.
  • Hierdoor ontstaan cellen met verschillende allelen.
  • Bij bevruchting ontstaat uit zaadcel en eicel een nieuw genotype

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Een man en vrouw krijgen een kind.
De man is homozygoot voor blond haar.
De vrouw is homozygoot voor bruin haar.
Leg uit, Is het kind homozygoot of heterozygoot?

Slide 18 - Open vraag

Mutaties
  • Het genotype van een persoon staat vast
  • Mutatie = er verandert/muteert een stukje DNA
  • Meestal weinig invloed
  • organisme waarbij een mutatie zich uit in fenotype = mutant
  • Het moment en plaats van de mutatie bepaalt de invloed

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Mutaties ontstaan
Mutaties kunnen ontstaan door mutagene invloeden:
  • Zonlicht (UV-straling)
  • Radioactieve straling (bijv. Röntgenstraling)
  • Asbest, rook

Het kan ook ontstaan als foutje tijdens celdeling.

Slide 21 - Tekstslide

Kanker
  • Onstaat door mutatie in cel, Niet bacterie/virus
  • Mutatie veroorzaakt ongeremde deling van de cel                                                     > er onstaat een gezwel:
       - Goedaardig: Deelt langzaam, blijft op zijn plek
       - Kwaadaardig: Deel snel, doordringt weefsels, zaait uit
  • Uitzaaiing > via bloed/lymfe gaan kankercellen naar andere plekken in het lichaam, vormen daar nieuwe gezwellen

Slide 22 - Tekstslide

Ga aan de slag met:
  • Lezen blz. 114 t/m 118
  • Maken Opdr. 1 t/m 8, 4k  blz. 118-122

Klaar met het bovenstaande?
  • Verder werken/lezen
  • Samenvatten
  • Ander huiswerk
  • Boek lezen
Zs = Werken in stilte
  • Geen vinger opsteken
  • Aan het werk
  • Stil en stoor niemand
  • Blijf op je plek
timer
6:00

Slide 23 - Tekstslide

Ga aan de slag met:
  • Lezen blz. 114 t/m 118
  • Maken Opdr. 1 t/m 8

Klaar met het bovenstaande?
  • Verder met begrippenlijst
Zf = Werken met fluisteren
  • Geen vinger opsteken
  • De docent komt langs
  • Aan het werk
  • Fluister alleen met de persoon naast je
  • Blijf op je plek

Slide 24 - Tekstslide

Na de vakantie
Maken: Opdrachten basisstof 3  (1 t/m 6)
Maken: Begrippenlijst basisstof 3

S.O. basisstof 1, 2 en 3: woensdag 13 maart!

Slide 25 - Tekstslide