Les 2.5 16 okt

 Today
  • Korte vragenlijst (MTU)
  • Explain grammar: present simple
       -  Practice in LessonUp
  • Work on homework exercises

  • Pronunciation vocabulary 2.3

  • Check homework exercises

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Today
  • Korte vragenlijst (MTU)
  • Explain grammar: present simple
       -  Practice in LessonUp
  • Work on homework exercises

  • Pronunciation vocabulary 2.3

  • Check homework exercises

Slide 1 - Tekstslide

Check homework 
Exercise 1
GB page 5

Slide 2 - Tekstslide

Check homework 
Exercise 13
page 60

Slide 3 - Tekstslide

Vocabulary
Page 163

    Pronunciation vocabulary 2.3
    Repeat the words

    Slide 4 - Tekstslide

    Please take
    your notebook in
    front of you

    Slide 5 - Tekstslide

    Present simple
    (tegenwoordige tijd)

    1.  I, you, we, they:  hele werkwoord

    Wij houden van pizza.    >   We love pizza.

    Jij woont in Eindhoven.    >   You live in Eindhoven.

    Slide 6 - Tekstslide

    Present simple
    (tegenwoordige tijd)

    2.  he, she, it:  hele werkwoord + s (SHIT rule)

    Hij houdt van pizza.    >   He loves pizza.

    Sarah woont in Eindhoven.    >   Sarah lives in Eindhoven.

    Slide 7 - Tekstslide

    Present simple
    • Werkwoord met een medeklinker + y? 
    Bij he, she, it:  werkwoord + -ies

    Emma leert voor haar toets.    >   Emma studies for her test.

    Let op! Werkwoord met klinker + y = SHIT rule


    Jack koopt een telefoon.    >    Jack buys a phone.

    Slide 8 - Tekstslide

    Present simple
    • Werkwoord met een sis-klank? 
    Bij he, she, it:  werkwoord + es

    Mijn moeder kijkt Netflix.  >  My mum watches Netflix.
    Hij poetst zijn tanden.   >  He brushes his teeth

    Slide 9 - Tekstslide

    Present simple
    Uit je hoofd leren
    Bij he, she, it:

    do  >  does
    Ben gaat naar school.  >  Ben goes to school.
    go  >  goes
    have  >  has
    Sasha maakt haar huiswerk.  >  Sasha does her homework.
    Eric heeft een nieuwe fiets.  >  Eric has a new bike.

    Slide 10 - Tekstslide

    Our dogs ______ (hate) cats.

    Slide 11 - Open vraag

    Monkeys ______ (eat) bananas.

    Slide 12 - Open vraag

    Susan ______ (play) hockey at school.

    Slide 13 - Open vraag

    Mary ______ (catch) a cold every winter.

    Slide 14 - Open vraag

    Tim ______ (swim) twice a week.

    Slide 15 - Open vraag

    The baby ______ (cry) every night.

    Slide 16 - Open vraag

    Study: Vocabulary 2.3 (page 163)
    Do: Exercise 2 - Present simple (GB page 5)
    Do: Exercise 14, 15, 16 (page 61-63)


    Friday the 18th of October

    Slide 17 - Tekstslide