3M1 Thema 1 B1 + B2: Organen & cellen
1 / 37
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat is een individu?
A
Een levensloop
B
Elk apart organisme
C
Een levenscyclus
D
Er ontstaan nakomelingen.
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Welk van deze processen zijn levenskenmerken?
A
Alleen ademhalen en groeien
B
Alleen groeien en ontwikkelen
C
Zowel ademhalen, als groeien en ontwikkelen
Slide 10 - Quizvraag
Welk levenskenmerk is een voorbeeld van het levenskenmerk 'reageren op prikkels'?
A
Beweging
B
Ademhaling
C
Ademhaling
D
De bloedsomloop
Slide 11 - Quizvraag
Bij welke organismen komt het levenskenmerk 'uitscheiden' voor?
A
Alleen bij dieren en planten
B
Alleen bij planten
C
Bij alle organismen
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Wat wordt bedoeld met de
pijlen die een rondje maken?
A
de levensloop van de merel
B
de levenscyclus van de merel
C
de ontwikkeling van de merel
Slide 14 - Quizvraag
Vanaf de parende merels gaat een pijl naar rechts naar een dode merel. Wat wordt hiermee bedoeld?
A
dat merels ook doodgaan
B
dat het mannetje na het paren dood gaat
C
dat merels na het paren doodgaan
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Hoe noem je een aantal organen die samen een functie hebben?
A
Organisme
B
Organen
C
Organenstelsel
Slide 21 - Quizvraag
Een weefsel is een groep ...
met dezelfde bouw en dezelfde functie(s).
met dezelfde bouw en dezelfde functie(s).
A
Cellen
B
Organen
C
Orgaanstelsels
Slide 22 - Quizvraag
Een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie(s) noem je een
A
Orgaan
B
Orgaanstelsel
C
Organisme
D
Weefsel
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Van welk organisatieniveau is je maag een voorbeeld?
A
Van het organisatieniveau cel
B
Van het organisatieniveau orgaan
C
Van het organisatieniveau orgaanstelsel
D
Van het organisatieniveau weefsel
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Welke cel heeft een celwand?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden
Slide 32 - Quizvraag
Welke cel heeft cytoplasma?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden
Slide 33 - Quizvraag
Welke cel heeft een celmembraan?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden
Slide 34 - Quizvraag
Welke cel heeft een vacuole?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden
Slide 35 - Quizvraag
Welke cel heeft bladgroenkorrels?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cellen
D
Geen van beiden
Slide 36 - Quizvraag
Welke cel heeft een celkern?
A
Plantaardige cel
B
Dierlijke cel
C
Plantaardige en dierlijke cel
D
Geen van beiden
