Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
H2 - P3 - week 8 - les 2 - grammatica H7.1 B, C en D
H3 - P1 - week 8 - les 2 - grammatica verwerken
Welkom
Nederlands
Mevrouw Takken
Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag
1 / 36
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
In deze les zitten
36 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
70 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
H3 - P1 - week 8 - les 2 - grammatica verwerken
Welkom
Nederlands
Mevrouw Takken
Aanwezig op: dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag
Slide 1 - Tekstslide
- Welkom
- Lezen
- Grammatica H7.1 D en C oefenen
- Naamwoordelijk gezegde theorie + oefenen
- Aan de slag 9.1 B
Doel:
- Je benoemt het onderwerp en het gezegde in de zin
- Je ziet uit welke zinnen een samengestelde zin is samengesteld en hoe de zin in elkaar zit.
- Je herkent in een zin of het onderwerp iets is óf iets doet
- In zinnen met een kww kun je het naamwoordelijk gezegde aanwijzen
Wat gaan we doen vandaag:
Slide 2 - Tekstslide
Dagopening
Slide 3 - Tekstslide
Stillezen
timer
15:00
Slide 4 - Tekstslide
H7.1 B - voorzetselvoorwerp
Bespreken opdrachten 7.1 B
Verschil tussen deze twee zinnen:
De leerlingen van klas 2 hingen
aan de ringen
in de sporthal.
De leerlingen van klas 2 hingen
aan de lippen
van de docent.
Slide 5 - Tekstslide
H7.1 B - voorzetselvoorwerp
Voorzetselvoorwerp in deze zin:
1. Overtuig de politieagent zo meteen
op
het bureau
van
je gelijk!
- Op
het bureau is de plek
- Je
overtuigt
iemand
van iets
de agent
van je gelijk
overtuigen
van je gelijk = vzv
Slide 6 - Tekstslide
H7.1 B - voorzetselvoorwerp
Voorzetselvoorwerp hoort dus altijd
bij het werkwoord
Slide 7 - Tekstslide
H7.1 B - voorzetselvoorwerp
Voorzetselvoorwerp hoort dus altijd
bij het werkwoord
1. Mijn ouders
hechten erg
aan
de waarheid.
2.
Overtuig
de politieagent zo meteen op het bureau
van je gelijk!
3. Deze boete
vloeit
heel logisch
voort
uit je grensoverschrijdende gedrag
4. Bij aankomst op het bureau worden je eigendommen in een zakje aan de kapstok opgehangen.
5. Onverwacht
ontsnapten
de jongens
uit het politiebusje.
6. Jasper
schaamde zich
ontzettend
voor het gedrag van zijn vrienden.
VZV = voorzetsel + datgeen wat erbij hoort.
Slide 8 - Tekstslide
H7.1 D - Soorten werkwoorden
Zelfstandig werkwoord
Koppelwerkwoord
Hulpwerkwoord
Slide 9 - Tekstslide
Maak een (zo kort mogelijke) zin met een vorm van het werkwoord
surfen
Slide 10 - Open vraag
Maak een (zo kort mogelijke) zin met een vorm van het werkwoord
zijn
Slide 11 - Open vraag
Geven beide werkwoorden een actie aan?
(zijn en surfen)
Ja
Nee
Slide 12 - Poll
H7.1 D - Koppelwerkwoord (kww)
De hond
is
ziek
De hond
surft
Slide 13 - Tekstslide
H7.1 D - Koppelwerkwoord (kww)
Een zelfstandig werkwoord geeft een
actie
aan
- de hond
surft
Een werkwoord kan ook een '
staat van zijn'
of
een eigenscha
p aangeven:
dan
BEN
je iets, je doet het niet.
De hond
is
ziek
Mijn nichtje
wordt
druk
van teveel suiker
Het koppelwerkwoord
koppelt
dus het
onderwerp
aan
de eigenschap
Slide 14 - Tekstslide
H7.1 D - Koppelwerkwoord (kww)
Een
zelfstandig werkwoord
geeft een actie aan
- de hond
surft
Een werkwoord kan ook een 'staat van zijn' aangeven:
dan
BEN
je iets, je doet het niet.
De hond
is
ziek
Mijn nichtje
wordt
druk van teveel suiker
Het
koppelwerkwoord
koppelt
dus het
onderwerp
aan
de eigenschap
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Zij zou naar school komen.
zou: hww, kww of zww?
A
hww
B
zww
C
kww
Slide 17 - Quizvraag
Zij zou naar school komen.
komen: hww, kww of zww?
A
hww
B
zww
C
kww
Slide 18 - Quizvraag
Later wordt mijn broer tandarts.
wordt: hww, zww of kww?
A
HWW
B
ZWW
C
KWW
Slide 19 - Quizvraag
Hij wordt een aardige docent.
wordt: hww, zww of kww?
A
hww
B
zww
C
kww
Slide 20 - Quizvraag
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
koppel
werkwoord
Kan
je
niet
beter
uitkijken!
Slide 21 - Sleepvraag
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
koppel
werkwoord
Max
zou
groot
geworden
zijn.
Slide 22 - Sleepvraag
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
koppel
werkwoord
Hij
heeft
weer
niet
geluisterd.
Slide 23 - Sleepvraag
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
koppel
werkwoord
Hij
kocht
het
mooie
cadeau.
Slide 24 - Sleepvraag
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
koppel
werkwoord
Misschien
zal
Eid-al-fitr
op
maandag
gevierd
worden
Slide 25 - Sleepvraag
H9.1 B - Naamwoordelijk gezegde
Een werkwoord kan ook een 'staat van zijn' aangeven:
dan
BEN
je iets, je doet het niet.
De hond
is
ziek
Mijn nichtje
wordt
druk van teveel suiker
Het
koppelwerkwoord
koppelt
dus het
onderwerp
aan
de eigenschap
Als je het gezegde moet benoemen, dan heeft een zin met een
koppelwerkwoord
een
naamwoordelijk gezegde:
-
alle werkwoorden + de eigenschap van het onderwerp
Slide 26 - Tekstslide
H9.1 B - Naamwoordelijk gezegde
Het
koppelwerkwoord
koppelt
dus het
onderwerp
aan
de eigenschap
Als je het gezegde moet benoemen, dan heeft een zin met een
koppelwerkwoord
een
naamwoordelijk gezegde:
-
alle werkwoorden + de eigenschap van het onderwerp
De hond
is
ziek = is ziek
Mijn nichtje
wordt
druk van teveel suiker = wordt druk
Slide 27 - Tekstslide
Elk gezegde
bestaat uit een
werkwoordelijk deel
Een
naamwoordelijk gezegde
heeft
ook
een
naamwoordelijk deel
Werkwoordelijk of naamwoordelijk
Slide 28 - Tekstslide
Elk gezegde
bestaat uit een
werkwoordelijk deel
Een
naamwoordelijk gezegde
heeft
ook
een
naamwoordelijk deel
Het
werkwoordelijk gezegde =
Alle werkwoorden in een zin (alleen werkwoordelijk deel)
- De bal
rolde
over het veld
Werkwoordelijk of naamwoordelijk
Slide 29 - Tekstslide
Elk gezegde
bestaat uit een
werkwoordelijk deel
Een
naamwoordelijk gezegde
heeft
ook
een
naamwoordelijk deel
Het
werkwoordelijk gezegde =
Alle werkwoorden in een zin (alleen werkwoordelijk deel)
- De bal
rolde
over het veld
Het
naamwoordelijk gezegde =
Werkwoorden (werkwoordelijk deel) + wat erover het OW is of wordt
(naamwoordelijk deel)
- De bal
is
[
rond
]
Werkwoordelijk of naamwoordelijk
naamwoordelijk deel
werkwoordelijk deel
Slide 30 - Tekstslide
De
werkwoorden
die het
onderwerp aan zijn eigenschap koppelen
, noem je
koppelwerkwoorden (kww)
.
Daarvan zit er
altijd
één in het naamwoordelijk gezegde.
Naamwoordelijk gezegde
zijn lijken
worden schijnen
blijven blijken
heten dunken
voorkomen
negen kww
Slide 31 - Tekstslide
Jip springt in het water
Pv =
Ow =
Ow doet iets/ Ow is of wordt iets
Wat is/wordt het ow?
NG/WG =
Werkwoordelijk of naamwoordelijk
Slide 32 - Tekstslide
Jip is boos
Pv =
Ow =
Ow doet iets/ Ow is of wordt iets
Wat is/wordt het ow?
NG/WG =
Werkwoordelijk of naamwoordelijk
Slide 33 - Tekstslide
Later wordt mijn broer tandarts
Schrijf het hele naamwoordelijk gezegde op
Slide 34 - Open vraag
Later
wordt
mijn broer
tandarts
Het
worden van tandarts
is een
eigenschap
van je broer.
Dus samen vormen de werkwoorden en de eigenschap het naamwoordelijk gezegde.
Werkwoordelijk of naamwoordelijk
Slide 35 - Tekstslide
H9.1 - Taalverzorging 4 - Grammatica
Wat ga je maken:
- 9.1 B - naamwoordelijk gezegde
Wanneer maak je dit:
- Deze les, anders huiswerk vrijdag
Hoe:
Zelf aan de slag of gedeelte met docent meedoen
Aan de slag:
Slide 36 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
H2 - P3 - week 8 - les 3 - grammatica H7.1 B, C en D
10 days ago
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H2 - P3 - week 9 - les 1 - Herhalen en leren voor toets
5 days ago
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H2 - P3 - week 8 - les 3 - grammatica H7.1 B, C en D
6 days ago
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H2 - P3 - week 8 - les 1 - grammatica H7.1 B, C en D
13 days ago
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
M2 P3 week 12 les 2 2C / week 13 les 1 2B Grammatica VZV
March 2023
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Grammatica zinsdelen sheets
November 2020
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
M2 P3 week 12 les 2 2C / week 13 les 1 2B Grammatica VZV
March 2023
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Naamwoordelijk gezegde en voorzetselvoorwerp
January 2021
- Les met
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2