Onderdeel 4 Cursus 7 spelling paragraaf 4 meervoud op -s en -en

Onderdeel 4 Cursus 7 spelling paragraaf 4
 meervoud op -s en -en
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Onderdeel 4 Cursus 7 spelling paragraaf 4
 meervoud op -s en -en

Slide 1 - Tekstslide

Start van de les!
Bij de start van de les heb je op tafel:
- Je boek Nieuw Nederlands (blz. 228 - 229)
- Je schrift 
- Je pen/etui


timer
1:30

Slide 2 - Tekstslide

Wat we doen:
  • Doelstelling cursus 7 paragraaf 4
  • Uitleg meervoud op -s en -en
  • Aan de slag! 

Slide 3 - Tekstslide

Doelstellingen:
  • Je leert meervoud spellen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is meervoud?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het meervoud van winkel?

Slide 6 - Open vraag

Wat is het meervoud van lamp?

Slide 7 - Open vraag

Wat is het meervoud van boom?

Slide 8 - Open vraag

Wat is meervoud van doos?

Slide 9 - Open vraag

Wat is meervoud van larf?

Slide 10 - Open vraag

Wat is meervoud van bok?

Slide 11 - Open vraag

Wat is meervoud van pad?

Slide 12 - Open vraag

Wat is meervoud van aardappel?

Slide 13 - Open vraag

Meervoud
Als er van iets één is, noem je dat enkelvoud. Als er van iets meer dan één is, noem je dat meervoud.

Zo maak je een meervoud
Je maakt van een zelfstandig naamwoord meestal een meervoud door -en of -s achter het woord te zetten: vriend → vrienden; schrift → schriften; kerel → kerels; wielrenner → wielrenners.


Let op: soms moet je daarnaast nog
  • een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel): brief → brieven; hof → hoven.
  • een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel): gans → ganzen; paleis → paleizen.
  • de laatste letter (medeklinker) verdubbelen: jas → jassen; pit → pitten.
  • een a, e, o of u (klinker) weghalen: muur → muren; heer → heren.

Slide 14 - Tekstslide

Uitzondering!
Er zijn ook woorden waarbij het in meervoud allebei kan: -s of -en

aardappel - aardappels of aardappelen. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Aan de slag!
Online:  opdracht 1 t/m 8
Boek: opdracht 1 t/m 6 (blz. 228 en 229 )

Klaar? Extra oefenbladen voor de toets ophalen bij de docent.



timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

Op welke manier maak je meervoud van zelfstandige naamwoorden?

Slide 18 - Open vraag

Het meervoud van lolly is?
A
lollys
B
lollyen
C
lolly's

Slide 19 - Quizvraag

Zet de woorden in het meervoud. 
Kies uit -s of -en
-s
-en
vogel
bank
aardappel
huisje
penalty
tand
training
file
kaartje
horloge
wand
vorm

Slide 20 - Sleepvraag

Wat is het meervoud boot?
A
boots
B
boten
C
booten

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het meervoud boot?
A
boots
B
boten
C
booten

Slide 22 - Quizvraag

Zet het woord in het meervoud?
Kies -s of -en
lamp
A
-s
B
-en

Slide 23 - Quizvraag

Zet het woord in het meervoud?
Kies -s of -en
thriller
A
-s
B
-en

Slide 24 - Quizvraag

Vond je deze paragraaf moeilijk of makkelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Waarom vind je dat?

Slide 26 - Open vraag

Vragen?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide