In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Spelling
Werkwoordspelling
Slide 1 - Tekstslide
Doel van de les
Deze les herhalen we de werkwoordspelling op een actieve manier!
Slide 2 - Tekstslide
Raadsel!
Wie is de moordenaar?
Slide 3 - Tekstslide
Toets Nederlands 12-2
De toets van de toetsweek die op 12 februari gepland staat gaat door in de vorm van een online toets.
De stof gaat over: grammatica zinsdelen (zie SOMtoday voor de stof). De komende lessen zullen we dit gaan herhalen en nog een paar keer oefenen.
Slide 4 - Tekstslide
Plaats hier je gemaakte werk: opdracht 8 blz. 133
Slide 5 - Open vraag
Opdracht 8 bespreken
1 Het nieuwe wetsvoorstel werd door de pers bejubeld, maar door de oppositie van alle kanten bekritiseerd.
2 Sinds Ellen is verhuisd, pocht zij over de villa die zij en haar man hebben aangeschaft.
3 De donkere, dreigende lucht voorspelt weinig goeds.
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht 8 bespreken
4 De regeringsleiders hebben verklaard welke klimaatdoelen door alle Europese landen moeten worden nagestreefd.
5 Omdat Niek zo nieuwsgierig is, bemoeit hij zich altijd graag met alles wat er om hem heen gebeurt.
6 Gelukkig is de cooker goed beveiligd, zodat je niet zomaar je handen verbrandt als je een kopje thee wilt.
Slide 7 - Tekstslide
Opdracht 8 bespreken
7 Sandra beschuldigt haar vriendin ervan dat zij haar heeft beledigd, maar deze ontkent dit ten stelligste.
8 Sinds mijn neef bij de ING werkt, verdient hij uitmuntend, maar hij bezuinigt nog altijd op zijn uitgaven.
Slide 8 - Tekstslide
Opdracht 8 bespreken
9 Als je dit artikel moet geloven, is het van essentieel belang dat je jezelf steeds weer ontwikkelt.
10 De docent heeft de scriptie zorgvuldig beoordeeld en met een voldoende becijferd.
Slide 9 - Tekstslide
Klaar voor wat beweging?
We gaan aan de slag!
Voor deze challenges mag je je lesboek én schriften van Nederlands NIET gebruiken
Slide 10 - Tekstslide
Opdracht 1. Zoek zo snel mogelijk een stukje tekst waarin minimaal vier voltooid deelwoorden staan.
timer
1:00
Slide 11 - Open vraag
Opdracht 2. Zoek zo snel mogelijk een stukje tekst waarin minimaal twee werkwoorden als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt.
timer
1:00
Slide 12 - Open vraag
Opdracht 3
Zoek zo snel mogelijk twee voorwerpen: een rood voorwerp en een groenvoorwerp.
Ik lees een aantal stellingen voor. Is de stelling juist, dan houd je het groenevoorwerp voor de camera. Is de stelling onjuist, dan houd je het rode voorwerp voor de camera.
Slide 13 - Tekstslide
Stellingen: juist of onjuist?
Als 'je' achter de persoonsvorm staat, spel je het werkwoord als ik-vorm.
Het onvoltooid deelwoord spel je als: hele werkwoord + d.
Zwakke werkwoorden eindigen als voltooid deelwoord op -en.
Als het werkwoord sterk is, verandert de klank in de verleden tijd.
In de verleden tijd kun je de combinatie -dt krijgen bij een werkwoord.
De gebiedende wijs schrijf je altijd als de ik-vorm.
Een infinitief is een ander woord voor het hele werkwoord.
Bij 't ex kofschip tellen de klinkers ook mee om te bepalen of je -d of -t krijgt.
Slide 14 - Tekstslide
Volgende les
De komende lessen staan in het teken van het herhalen van de leerstof over grammatica voor de online toets.